Pagina's

Vroeger

Hoe deden we dat zonder buienradar en google maps?

Tussen 1979 en 1984  fietsten wijlen mijn partner en ik 's zomers een maand lang door Nederland, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Frankrijk, België en Luxemburg. Niet dat we in zo'n fietsvakantie alle genoemde landen aandeden, maar altijd ging het vanaf Groningen richting zuiden of zuidoosten en later weer terug. Op de fiets, met tentje, kookspullen, slaapzak, slaapmatjes, een klein kompas en landkaarten, meestal Michelinkaarten.

een voorbeeld van zo'n detailkaart die we gebruikten
Nu kijk je even op je telefoon en je weet direct en zeer nauwkeurig waar je bent.
Dat geldt ook voor het weer van de komende dagen en je kunt de regenwolken voorbij zien komen, of constateren dat het voorlopig nog stralend mooi weer blijft.
Toen had je nog geen smartphone en we hadden ook geen radio bij ons. Als we in een stadje of een dorpje waren, lagen er in een supermarkt altijd kranten met op de voorpagina het weerbericht. Daar keken we dan naar en verder keken we alleen naar de lucht en de wolken om te beoordelen wat voor weer het werd en we maakte aan de hand van landkaarten een plan waar we naar toe zouden fietsen.
De kaart kwam in mijn stuurtas en we volgden zo veel mogelijk rivieren en riviertjes om te zorgen dat we niet constant heuvel op heuvel af zouden fietsen.
We verdwaalden ook wel eens, zeker in dunbevolkte gebieden. Daar waren ook kruisingen zonder borden die aangaven waar de wegen naar toe gingen, soms was het een gok als we op de kaart niet konden vinden waar we waren. Het was een verrassing dat we bijvoorbeeld ineens bij de stad Orleans waren, terwijl we er eigenlijk omheen wilden fietsen. Maar ja, wat moet je zonder telefoon? We namen het zoals het was en zetten onze reis voort door langs de Loire zuidwaarts te fietsen.

Zo kwamen we op de terugweg in Brabant dichtbij het plaatsje Zeeland terecht. Wij vroegen een voorbijganger waar we waren en hij zei: daar ligt Zeeland. Het voelde alsof we voor de gek gehouden werden. Wij wisten heus wel waar de provincie Zeeland was! Maar het bleek waar. Na lang zoeken op de kaart vonden we inderdaad het plaatsje Zeeland. Het ligt ten zuidoosten van Oss.
Weer wat geleerd en ik heb het nooit weer vergeten!

Eten in mijn studententijd.
Toen ik op mijn 19e op kamers ging wonen, had ik geen ervaring met koken.
Eigenlijk totaal niet.
Ik had door ziekte van mijn moeder wel veel geboend, gezogen en gesopt thuis, maar koken deed mijn moeder altijd zelf. En hoe doe je dat dan, koken voor jou alleen, terwijl het keukentje ook nog door 3 andere studenten gebruikt wordt?
Naast dat ik geen ervaring had met eten koken, had ik ook geen enkel idee van gezonde voeding. Helemaal niets!
Ik deed maar wat en achteraf vind ik dat ik heel erg ongezond at. Veel te weinig groenten en fruit, te zout, te vet.
Ik herinner mij maaltijden met soep uit een pakje, waar ik dan wat graanvlokken, bijvoorbeeld tarwevlokken of havervlokken in mee kookte, en dat was dan mijn maaltijd. Als nagerecht nog een schaaltje met in melk gekookte vermicelli met heel veel suiker.
Er waren destijds vacuümpakken met bami en nasi te koop. Daar bakte ik dan een deel van in de koekenpan, in een beetje margarine. Het andere deel at ik dan de volgende dagen.
In 1974 kocht ik mijn eerste kookboek en begon ik te koken aan de hand van dit kookboek, maar toen woonde ik al 2 jaar op kamers!

Mijn eerste kookboek


Vanaf 1973 woonde ik samen met W. die 2 dochters heeft, indertijd 5 en 7 jaar. In het begin kookten we met blikken: bruine bonen, sperziebonen, doperwtjes en worteltjes. Gewoon opgewarmd met een gebakken hamburger uit folie-pak er bij. Ook aten we spaghetti, met een saus gemaakt uit een pakje en daar rul gebakken gehakt bij. Totdat W. gegrepen werd door de macrobiotiek. Toen aten we heel anders, veganistisch en biologisch dynamisch. Ik schreef er hier over.
Die voeding bevatten relatief heel weinig groenten en was niet volwaardig.

De relatie met W. werd door mij beëindigd en ik werd vanaf 1978 weer student en ging opnieuw samen wonen, met G, de vader van mijn dochters. Onze voeding was in het begin een mix van macrobiotiek en aardappels vlees en groenten.  Gezonder dan jaren eerder, veel meer groenten (van schoonmama en van de markt), veel vis, maar ook veel kaas (uit de fabriek waar schoonpapa werkte). Ik had er inzake voeding ondertussen al wel heel veel bijgeleerd.

Hoe kookte jij toen je voor het eerst niet meer bij je ouders woonde?


Een duurzame en zuinige oplossing voor okselzweet: een sousbras

Ik denk dat sousbrassen voor de meeste lezers totaal onbekend zijn. Daarom deze keer een stukje over een sousbras, ook omdat ik vind dat het ook nu nog een goede tip vind om duurzaam om te gaan met min of meer kwetsbare kleding.

Mijn beppe Aaf zette in haar jurken en jasjes in iedere oksel een sousbras (klik voor een site waar je ze in veel maten kunt kopen). Ze zette ze aan de binnenkant vast met speciale veiligheidsspeldjes of ze naaide ze met de hand met een paar steekjes vast.
Dat deed ze om het okselzweet op te vangen. De katoenen sousbrassen werden regelmatig gewassen, maar de kleding veel minder vaak.

Een sousbras, je kunt ze ook tegenwoordig nog steeds kopen.

De kleding werd er door beschermd. Geen zweetplekken, waardoor het kledingstuk minder vaak gewassen hoefde te worden. Tijdens het eten koken gebruikte ze jasschorten om haar kleding te beschermen en tijdens de maaltijden werden altijd servetten gebruikt, als een soort slab. Daardoor hoefden haar jurken en jasjes niet zo vaak gewassen of naar de stomerij gebracht te worden.

hier heeft mijn beppe in haar jurk vast en zeker sousbrassen gedragen

Een duurzame oplossing, want wassen en stomen is niet goed voor het milieu en door niet (te vaak) te wassen is textiel minder aan slijtage onderhevig.
Kende jij het bestaan van soubrassen?
 

Koken en voedsel in mijn kindertijd

Ik ben geboren in het jaar 1952 en toen at en dronk men heel anders dan nu.
We aten thuis weinig anders dan aardappelen, vlees en groente. Heel zelden een keertje kapucijners of bruine bonen. Soms stamppot of zo. Dat was dan meestal stamppot boerenkool, zuurkool, stamppot koolraap of hutspot.
Van pizza of macaroni of welke pasta dan ook, had ik nog nooit gehoord. Ik at pas op mijn 19e mijn eerste pizza. En nasi of bami aten we nooit, niets Chinees/Indisch, Italiaans en uit eten gaan deden we alleen ter gelegenheid van een heel bijzonder jubileum van mijn grootouders, maar anders niet.
Ik wist wel dat Indisch eten bestond. We hadden een Indische buurvrouw en die maakte vaak Indische gerechten, waar ik wel eens een hapje van mocht proeven. Hi hi, die rijst smaakte totaal anders dan onze rijstepap! Het rook in haar keuken ook heel anders. Thuis aten we dat soort eten niet!

Wat aten we verder niet?
Geen diepvriesproducten, want niemand had een vriezer.
Geen paprika, geen courgette, geen aubergine, geen broccoli, geen tomaten in de winter, geen rucola, geen champignons, geen knoflook, geen verse kruiden,
Geen ander fruit dan appels, peren, sinaasappels, mandarijnen, citroenen, druiven en bananen + kleinfruit zoals aardbeien, frambozen, kersen en bramen.
Ananas was er wel, maar alleen in blik.
Maar dus geen kiwi's, geen avocado, geen blauwe bessen, geen mango's of meloenen. Het aanbod was een stuk kleiner dan nu.
Wat er nu is, is werkelijk overweldigend veel! Vroeger was er bijvoorbeeld 1 soort tomaten, tegenwoordig heb je heel veel soorten. De eerste vleestomaten at ik op vakantie in Spanje, toen ik 14 was. Daar at ik ook mijn eerste olijven en inktvis.

Toen ik een kind was, aten we 's middags warm. Mijn vader kwam naar huis van het werk, de lagere school had tot 2 uur middagpauze. Meestal dus aardappels, vlees (een beetje rundvlees of een half-om-half gehaktbal) en groenten van het seizoen en op zondag een zelf-gekookt toetje. In de zestiger jaren soms ook een saroma toetje, met poeder dat je door de melk kon kloppen, even laten opstijven en klaar was je toetje.

Het aanbod op tafel was zeker ook afhankelijk van de smaak van mijn moeder. Zo aten we nooit karnemelkse bloempap of gortepap en zelden peulvruchten, dat was omdat mijn moeder daar niet van hield. Dan ga je dat niet kopen of klaarmaken. Het kan er aan liggen dat mijn moeder het ons zelden of nooit voorschotelde, maar ik ben ook geen liefhebber van karnemelkse pap en evenmin een liefhebber van peulvruchten. Ik vind dat ik ze soms moet eten, omdat het gezond is, maar heel blij word ik er niet van.

Mijn beppe, die twee straten verderop woonde, kocht iedere vrijdag een schelvisje bij de viskar die rondging door de wijk. Zowel mijn pake en beppe als wijzelf hadden katholieke buren en er was een katholieke kerk  vlak in de buurt.  Vandaar die visboer, klandizie zat! (Voor katholieke gelovigen was vrijdag de dag waarop er geen vlees gegeten mocht worden,  maar wel vis)
Mijn beppe kookte die vis en smulde er van. Mijn moeder hield niet zo van vis en kocht nooit wat. Mijn vader hield wel van vis, vooral gerookte en gebakken soorten: lekkerbekjes, gebakken hom en kuit, gerookte paling. Aangezien mijn vader op vrijdag werkte, was hij niet in de buurt als de viskar langs kwam, dus zette hij mij, als visliefhebber, soms op zaterdag achterop de fiets om in het centrum vis te scoren.  Wat aten we dan? Gerookte paling, zoute haring en soms ook gebakken hom en kuit, volgens mij hom en kuit van haringen. De hom vond ik niet zo lekker, de kuit wel. 

Suiker aten de ouders en zussen van mijn vader in overvloed. Ze aten tomaten op brood, met suiker, aardbeien met suiker, mijn oma maakte mierzoete zelf gekookte toetjes. Er werd suiker door de kropsla gedaan.

Drinken: wij kinderen dronken thee, met melk en ook bekers melk. Mijn (groot)ouders dronken vaak koffie of thee. Sterke drank of bier was er nooit, niet voor volwassenen en zeker niet voor kinderen. Ook niet bij verjaardagen, hooguit frisdrank zoals sinas of appelsap. Bij verjaardagen werd ook wel chocolademelk geschonken, dat was voornamelijk voor kinderen.  

Rapportgeld

Toen ik een kind was en naar de lagere school ging, kreeg ik van mijn grootouders en van mijn ouders rapportgeld. In het begin per rapport een kwartje of zo, later bij iedere 7 of hoger een kwartje. Dus met 4 zevens of hoger kreeg je zo maar een gulden, bij ieder rapport weer.
Het was een goudmijntje in mijn ogen!
Alle geld moest in de spaarpot en vervolgens kwam het geld op mijn spaarrekening van de Zilvervloot. Hoe dat ging met de rapporten op de middelbare school, dat weet ik niet meer. Volgens mij was het toen afgelopen met het spekken van mijn spaarrekening.

mijn rapport van klas 4 van de lagere school

Mijn oudste kleinkinderen zitten nu in groep 3 en ik zou kunnen beginnen met rapportgeld. Afgelopen weekend heb ik het prachtige rapport van mijn kleindochter mogen bewonderen. Zo heel anders dan bovenstaand rapport! Je krijgt nu als ouder een veel uitgebreider beeld van het leerproces van het kind in kwestie. Dat was overigens bij de rapporten van mijn dochters ook al zo.
Ik heb nog een beetje twijfels, want ik vermoed dat de jongste kleindochter van bijna 4 dan ook wel geld wil voor haar spaarpot, maar toch vind ik het een goede traditie om bij de start van groep 3 rapportgeld te geven. De jongere kleinkinderen krijgen dat dan later wel en hopelijk leef ik nog wel minstens 10 jaar. Tegen die tijd hebben mijn jongste kleinkinderen ook de basisschool achter de rug.
En hoe veel geef ik dan?
Wat is redelijk en leuk?
Kreeg jij vroeger rapportgeld en hoe doe je dat als ouder?
 

Hoe verwarmden mijn grootouders hun huis in de koude winter?

Beide paren grootouders woonden in de provinciestad Leeuwarden. Niet echt een heel grote stad, maar ook geen dorp. Mijn grootouders hadden een eigen huis, gebouwd rond 1927, hoewel mijn grootvaders beiden eenvoudige ambachtslieden waren, werkend voor een baas, de ene als timmerman en de andere als meubelmaker, konden ze zich dat kennelijk permitteren. Mijn grootouders hadden een kamer en suite. Dat betekent dat er schuifdeuren zaten tussen de voorkamer en de achterkamer. En die schuifdeuren gingen dicht als het koud werd, zodat de ruimte die verwarmd moest worden, aanzienlijk kleiner was.

De ouders van mijn vader woonden in een huis met een kleine achterkamer, die kamer was een woonkeuken. De kamer was piepklein, hooguit 1/3 van het oppervlak van mijn woonkamer met open keuken. Iedere nacht lieten mijn grootouders de kolenkachel in de woonkeuken uit gaan en staken ze de volgende ochtend, in een ijskoude kamer, de kachel weer aan. De winters waren toen regelmatig aanzienlijk kouder dan nu. Deze ouders hadden wel voorzetramen voor de ramen van de achterkamer, waarmee ze "dubbel glas" creëerden. In de zomer verdwenen die dubbele ramen weer in de schuur. Er waren twee kolenkachels en verder werd er nergens gestookt. Doordeweeks werd alleen de kleine woonkeuken verwarmd, behalve op zondagmiddag. Op zondagmiddag kwamen de 2 dochters en de zoon met hun gezinnen bij mijn opa en oma en dan ging de kachel in de voorkamer aan en werden de schuifdeuren opengeschoven. Alle mannen en mijn jongste tante gingen naar het voetbal in het nabijgelegen Cambuurstadion. Als er tenminste gevoetbald werd.

De ouders van mijn moeder hadden een tamelijk grote achterkamer en een veel kleinere voorkamer. Ongebruikelijk, maar mijn pake had het huis samen met zijn broer zelf gebouwd en ze konden dus de indeling ook zelf bepalen. Mijn grootvader was timmerman en zijn broer was metselaar en samen bouwden ze voor zichzelf 2 dezelfde huizen, voor ieder eentje. Mijn beppe liet de kolenkachel 's nachts net niet uit gaan en hoefde de kachel 's ochtends alleen wat op te stoken. In de kleine voorkamer stond wel een kacheltje, maar die werd zelden gebruikt. Ook in dit huis waren er afgezien van de kachels in voor- en achterkamer geen kachels. De keuken en de slaapkamers waren onverwarmd en een badkamer was er niet in dit huis, alleen een wastafel in één van de grote slaapkamers. Dat was ook zo in het huis van mijn opa en oma.

Hadden ze gas? Ja, maar alleen voor de keukengeiser en de kookplaat. Ze kookten op stadsgas, dat werd geproduceerd door de gemeentelijke gasfabriek. Dat gas werd daar gestookt uit kolen (klik voor meer informatie).

Pas veel later, na de ontdekking van het Slochter gasveld, kwamen er gaskachels. Ik kan mij van het huis van mijn opa en oma niet herinneren dat er een gaskachel kwam. Dat herinner ik mij wel van het huis van mijn beppe, zij kreeg een gevelkachel in de achterkamer. Veel gemakkelijker dan een kolenkachel: geen gesjouw met kolen, geen aslade die leeggehaald moest worden en de warmteafgifte was gemakkelijker te reguleren.

In het huis waar ik als kind woonde, waren ook een voor- en achterkamer met kolenkachels en voor de keukengeiser en de kookplaat gebruikten we stadsgas. Wij woonden wel zomer en winter in beide kamers.

Als ik het woonoppervlak in de winter van mijn grootouders vergelijk met mijn eigen woonoppervlak, dan was dat een stuk kleiner, ondanks dat ze er met meer mensen woonden. Mijn opa en oma woonden met 5 mensen in een klein kamertje, mijn pake en beppe met 4 mensen in een wat grotere kamer.   

Meer over vroeger, in de vijftiger en begin zestiger jaren, toen ik een schoolkind was.

In mijn tijd waren er nog geen basisscholen, er waren kleuterscholen en lagere scholen en die stonden niet naast elkaar, in tegendeel, mijn kleuterschool stond een heel eind van mijn lagere school vandaan.
De vorming van basisscholen was van ver na mijn tijd, namelijk vanaf 1985.
Ik ben geboren in  december 1952, maar toen ik vier jaar werd, kon ik nog niet naar school. Door de babyboom was het overvol op die kleuterschool. Geen plek voor mij helaas. Ik wilde heel graag, maar de kleuterschool puilde uit. Hoe lang het heeft geduurd voordat ik naar school kon, dat weet ik niet. Misschien pas na de zomer van 1957, toen de oudste kleuters naar de lagere school konden gaan.

De kleuterschool

Scholing zoals nu bij de kleuters was het niet, geen voorbereidend schrijven of lezen en ook geen rapporten. In feite alleen spelen. Wel leerde ik knippen en plakken en figuren prikken met een priklap.
Het spelen was buiten in de zandbak en met stelten. Mijn oma noemde de kleuterschool de bewaarschool. Een plek om kinderen onder te brengen dus. Als ik op wikipedia kijk, dan snap ik ook waarom zij dit zo noemde: "In december 1955 werd de Nederlandse Kleuteronderwijswet ingevoerd. De naam 'bewaarschool' werd gewijzigd in 'kleuterschool'. Deze ging twee jaar beslaan en de onderwijsgevenden moesten bevoegd zijn. Ook werd het onderwijs aan vier- en vijfjarigen nu door het rijk vergoed. " (bron: Wikipedia)
Ik was 3 jaar toen de Kleuteronderwijswet in ging. Toen ik aan de beurt was om naar school te gaan, heette die school nog maar nèt zo!
In ieder lokaal was een grote zwarte kolenkachel met een scherm er omheen om te zorgen dat kinderen zich niet aan deze kachel zouden branden. Dat hielp wel een beetje, maar toch heb ik mijn hand wel eens pijn gedaan aan dat hete scherm. Geen brandwonden, maar wel pijnlijk.
Er was een soort gymnastieklokaaltje en een donker kolenhok. Daar in dat kolenhok werden stoute kinderen gestopt. Ik zat er ook een keer. Ik weet echt niet wat voor stouts ik deed, maar ik had er jaren later nog nachtmerries van!
Ik werd alleen op de eerste schooldag naar school gebracht en verder niet gehaald en gebracht. Nergens voor nodig, er was erg weinig verkeer en auto's waren er vrijwel niet. Dus ik ging als vierjarige zelf naar school en weer naar huis. Het was niet heel ver, ik schat zo'n 250 meter.
Van toiletten kan ik mij helemaal niets herinneren.
Er waren geen schoolreisjes en op 5 december kwam sinterklaas niet langs en van cadeautjes voor alle kinderen was al helemaal geen sprake.

Lagere school
De eerste 2,5 jaar zat ik op school in Leeuwarden. Mijn moeder had als kind dezelfde school bezocht. Op internet heb ik gevonden dat de school gebouwd was in 1920, mijn moeder was geboren in 1923. De lagere school was wat nu groep 3 t/m groep 8 is. Ook naar de lagere school werd ik nooit door ouders of grootouders gehaald en gebracht, uitgezonderd de eerste schooldag. Daarna liep ik altijd zelf. Soms met een buurmeisje, maar vaak alleen.
Er waren houten schoolbanken, waar je met 2 kinderen in zat. In die schoolbanken zaten inktpotten en onder het tafelblad was een vak waar je je schriften in bewaarde. En natuurlijk je pen, je vloei en je inktlap. Eerst leerden we schrijven met potlood, daarna met kroontjespen en inkt uit een inktpot die ingebouwd was in de schoolbank. Vloei en inktlap waren essentieel om netjes te schrijven, want soms zat er te veel inkt aan je pen, dat moest dan opgevangen worden door je inktlap. En als je een stukje tekst geschreven had, dan bleef dat een tijdje vochtig. Daarvoor was er je vloei, om het te veel aan inkt weg te halen.
Lezen leerde ik met behulp van het leesplankje met lettertjes in een rood blikken doosje.


Mijn klas had een verveloze houten planken vloer, hoge ramen en geen gordijnen. Ook hier was in ieder lokaal een kachel, nu zonder schermen. Achter in de klas waren deuren naar 2 toiletten.  Daar stonk het vreselijk naar urine. Je mocht niet zo maar naar de wc, daarvoor moest je je vinger opsteken en toestemming vragen aan de juf.
Halverwege de 1e klas kwam ik in een combinatieklas, kinderen uit klas 1, 2 en 3. Dat had er mee te maken dat de klassen zo groot waren dat er een oplossing gevonden moest worden. Er was een extra lokaal, dat was ooit het lokaal geweest voor klas 7, die klas was indertijd voor kinderen die na klas 7 stopten met school. 
De meisjes kregen deels andere lessen dan de jongens. De jongens kregen knutselen en handenarbeid, dat kregen de meisjes niet, die kregen handwerklessen. We leerden er breien: pannenlappen, kruikenzakken, babyjasjes etc. Alles van breikatoen. Ook moest je leren repareren. Daarom werden er in de gebreide pannenlap gaten geknipt en leerde je om die gaten dicht te maken, zodat je met succes gaten in truien en sokken kon stoppen. Natuurlijk leerden we ook borduren: kruissteekjes, je naam borduren op een merklap(je).
Ook op de lagere school geen sinterklaasviering en geen schoolreisjes en ook geen schoolzwemmen.
Wat er wel was: een hele leuke juf, zowel in de tweede helft van de eerste klas als in de derde klas was juf Woudstra-Terpstra mijn juf. Ze was weduwe en daarom werkte ze. Ze kon goed vertellen en schreef zelf kinderboeken, waar ze ons uit voorlas.  Ze had 1 dochter en die woonde in New York en ook daar vertelde ze over. Ze was ons venster op de wereld, "onze" juf was naar Amerika gereisd en ze vertelde over de wolkenkrabbers en de metro daar.
Toen ik op mijn 9e naar een andere plaats verhuisde, bleek dat deze juf het zeker niet slecht gedaan had, ik liep voor op rekenen en lezen en schrijven!
Halverwege tussen school en huis woonden mijn grootouders. Daar ging ik vaak langs als ik uit school kwam en ook op weg naar school. Mijn oma maakte uit lapjes inktlappen voor mij en ik mocht er ook mijn schoen zetten.
Ik kwam in januari 1962 op een nieuwe school omdat we naar een andere woonplaats verhuisden. Het gebouw was tamelijk nieuw. Er was centrale verwarming, er lag linoleum op de vloer en er waren tafeltjes en stoeltjes en geen schoolbanken.
Op die school werden wel schoolreisjes georganiseerd en de klassen kregen vanaf de 2e klas in de zomer zwemles. Ook hier kwam sinterklaas niet langs.
De schooltandarts kwam wel langs, in een soort grote bus, vergelijkbaar met de bussen waar later de SRV mannen in rondreden en waarin het bevolkingsonderzoek borstkanker plaats vond. Die schooltandarts herinner ik mij alleen van de nieuwe school, dus vanaf 1962.

En dan vraag je misschien: kreeg je geen schoolmelk? Nee, schoolmelk heb ik nooit gehad. Ik wist niet eens dat dit bestond! Naar het schijnt was op heel veel scholen wel schoolmelk, maar maar in de zuivelprovincie Friesland niet. Tenminste niet op de scholen waar ik op zat.  Ik ging lang na de oorlog, vanaf augustus 1959 naar de lagere school en misschien was de schoolmelk er in de jaren direct na de oorlog, om alle ondervoede kinderen uit de hongerwinter weer wat te laten aansterken? 

O ja, en wat ik nog vergat: ik nam op mijn verjaardag een trommel met bruine toffees mee, vanillesmaak en een kleine chocoladereep voor de juf of meester. Die toffees vond ik zelf het lekkerst. Iedere klasgenoot kreeg 1 snoepje en ik ging niet naar alle klassen en dus naar alle juffen een meesters. Dat was niet gebruikelijk.

Update om 13:30 uur: Al schrijvend en lezend komt er steeds meer boven. Wat ik mij ook nog herinner, waren de gevechten die regelmatig plaatsvonden tussen de kinderen van openbare scholen en christelijke scholen. Zowel de openbare school waar ik de eerste jaren van de lagere school doorbracht, als de school in later jaren, stonden vrij dicht bij een christelijke school. Regelmatig waren er buiten schooltijd scheldpartijen en erger, waarbij de jongens elkaar te lijf gingen. Natuurlijk waren er ook heftige sneeuwballengevechten in de winter!
Vaak ging het wekenlang goed en dan ineens was het weer mis! Ik kan mij niet herinneren dat er volwassenen waren die de kinderen uit elkaar haalden.
De katholieke scholen waren veel verder weg, tussen de katholieke school en mijn openbare school heb ik nooit confrontaties meegemaakt. Die scholen stonden ook op het terrein van de kerk en hadden misschien meer toezicht.

 Vegetarische vrijdag - hoe ging dat vroeger?

In Nederland is vegetarisme een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Mijn broer is al sinds 1967 vegetariër, maar dat betekende dat hij buitenshuis destijds zo ongeveer nergens kon eten, want alle gerechten bevatten vlees. Soep zonder vlees? Nou nee, dat bestond vrijwel niet. In restaurants kreeg hij vaak champignons in plaats van vlees, dat was het enige dat de kok kon bedenken. De anderen kregen een lapje vlees en mijn broertje kreeg paddenstoelen!
Nu was het zo dat we zelden buitenshuis aten, alleen bij grote familiefeesten zoals het 40- en 50 jarig huwelijksjubileum van mijn grootouders of ter ere van de 75e verjaardag van mijn grootmoeder aten we in een echt restaurant. Dus zo veel "last" had mijn broertje niet van restaurants die nauwelijks toegerust waren op vegetariërs.


Ik zocht op internet naar de geschiedenis van het vegetarisme en kwam deze site tegen. 

Ik citeer een deel van de tekst:

Begin 1880 signaleerde het tijdschrift De  Amsterdammer een opmerkelijk fenomeen:  mensen die vrijwillig géén vlees aten. Het blad  dacht dat deze vegetariërs of, zoals zij toen vaak  nog heetten, ‘vegetarianen’, louter een raar  buitenlands verschijnsel waren, en kon het toch  eigenlijk niet geloven:

‘Verbeeld u, geen soep, geen baars, geen biefstuk,  geen kippen; dat wat betreft het meer gewone;  maar voor den lekkerbek die getruffeerde  fazanten, snoek à la Chambord, oesters noodig  heeft, moet het leven van den vegetariaan geen  leven schijnen. Wat zal men nog eten? Meel,  griesmeel, maizena, rijst, macaroni, en als dit  alles gedaan is, beginnen dezelfde meelkostjes en  puddings op nieuw. Groenten voeden niet, naar  men zegt, en zonder vleesch zal er ook zooveel  werk niet van gemaakt worden. Bloemkool  zonder saucijsjes, spinazie zonder ham, worteltjes  zonder rundvleesch, peertjes zonder kalfsfricandeau  moeten spoedig uitgediend hebben.’
 (.............................................)
Nog in 1911 plaatste de overheid  roken en vruchten eten op één lijn door de  heffing van invoerrechten op ‘tabak, sinaasappelen,  mandarijnen, citroenen, vijgen, rozijnen,  krenten etc.’ te verdedigen met het argument dat  het hier ging om ‘genotmiddelen waarvan het  gebruik niet strikt noodzakelijk is’.

Ook mijn grootouders hechtten zeer aan hun lapje vlees of visje. Als je dat niet at, dan was je armoedig,  want dan kon je dat blijkbaar niet betalen. Als het even kon, dan aten ze iedere dag vlees. "Desnoods" een goedkope gehaktbal, maar vlees hoorde er bij. Bij voorkeur rundvlees, want ander vlees was in hun ogen van minderwaardige kwaliteit.

Ik moet zeggen dat ik mij echt niet meer kan herinneren wat mijn broer at tijdens vegetarische maaltijden. Na verloop van tijd ging mijn moeder ook vegetarisch eten, dat kwam omdat ze altijd last van maagpijn had en iemand haar aangeraden had om vegetarisch te gaan eten. Dan zou de maagpijn overgaan. En dat gebeurde ook. Of dat nou echt kwam van het feit dat ze geen vlees meer at, dat weet ik niet, maar ze heeft om gezondheidsredenen zeker 10 jaar geen vlees gegeten.  Dat ze weer begon met vlees, was omdat ze heel erg ziek werd. Ze werd besmet met een hepatitis B en volgens de artsen was die virusinfectie extra hevig omdat ze door haar vegetarisme een gebrek had aan bepaalde vitamines. Het zal wel om vitamine B12 gegaan zijn, maar zeker weet ik dat niet.

Maar nogmaals, wat mijn broertje en mijn moeder aten, ik weet het niet, waarschijnlijk kaas en eieren. Producten als tofu of vleesvervangers waren nog nauwelijks verkrijgbaar, zeker niet in de kleine provincieplaats waar wij woonden.
Mijn vader en ik aten iedere dag vlees, runderlapjes of gehakt.
Ik ben pas later, vanaf mijn 20e, onder invloed van mijn toenmalige macrobiotisch etende vriend, jarenlang vegetarisch, of eigenlijk voornamelijk veganistisch, gaan eten. Toen ik een relatie kreeg met de vader van mijn kinderen, een telg uit een slagersfamilie, toen ben ik weer deels overgestapt op vlees, hoewel ik altijd deels vegetarisch ben blijven eten.

Geld vroeger

Tegenwoordig gaat geld betalen en ontvangen totaal anders dan toen ik een klein meisje was.
Destijds kwam mijn vader thuis met een loonzakje. Dat kon hij ophalen bij de boekhouder van zijn werk. Zijn hele salaris zat in dat zakje. Als hij met dat geld thuiskwam, dan werd het geld zorgvuldig geteld en weggeborgen.
Geld was geen plastic kaartje, maar papiergeld en munten.
Er kwamen regelmatig mensen bij ons aan de deur die geld ophaalden. Geld voor de verzekering, geld voor de ziektenkosten-verzekering. En natuurlijk leveranciers: de bakker, de groentenman, de viskar, de scharensliep, de eierman, de melkman. Een man met ritsen, naalden, garen en band en alles wat een huisvrouw zoal nodig had voor naai- en verstelwerk. Allemaal mannen en ze kwamen allemaal aan de deur om je spullen te brengen.
Alles werd contant betaald.
Sparen deden we wel, daarvoor brachten we geld naar de bank en we haalden het ook weer op als we extra geld nodig hadden.
We hadden ook een hypotheek, hoe de betaling daarvan geregeld werd? Ik heb geen flauw idee!
Volgens mij hadden mijn ouders geen bankrekening, bankafschriften heb ik voor mijn 10e jaar nooit gezien. Ze hadden alleen een spaarbankboekje, waarin bijgeschreven werd hoeveel geld er op de spaarrekening stond.

In die tijd hadden mijn ouders erg raar opgekeken als ze geweten hadden dat ik nu op mijn mobiele telefoon (in 1955; wat is dat in vredesnaam?) mijn banksaldo kan raadplegen en met de app zelfs kan betalen! 

Lekker warm!

Ik denk als ik in mijn warme bed lig: wat heb ik het toch goed! Een warm en droog bed om in te slapen, meer dan voldoende eten, lekker warme kleding , geen geldzorgen. Werk dat voldoening geeft en waar ik in gewaardeerd word.

Regelmatig kijk ik weer eens naar mijn stamboom en denk aan al die nogal armoedige voorouders die ik gehad heb. De verste voorouder die ik kon achterhalen, stamt uit het jaar 1545. Mijn voorouders waren tabaksverversknecht, timmermansknecht, knecht in het tuchthuis, werkman, voerman, soldaat, dienstbode, breister, spinster, kasteleinske, boerenknecht, koemelker, schipper of visser. Mensen met grote gezinnen en bijna nooit een gezin waar zo veel van waarde in huis was dat het de moeite waard was om daar bij het overlijden een boedelbeschrijving van te maken. Leeuwarder familieleden eindigden vaak in het armhuis. Een moeilijk en armoedig leven! Behalve leeftijd bij overlijden, aantal kinderen en beroepen en eventuele strafrechtszaken wegens diefstal of vechtpartijen valt er weinig te achterhalen over deze mensen. En dan denk ik; zouden ze het desondanks fijn hebben gehad en genoten hebben van het leven?

Ik weet dat het in de woningen waar mijn oma's en opa's als kind woonden, 's winters vaak bitter koud was. De kinderen sliepen onder het dak, op een niet geïsoleerd vlierinkje met uitzicht op de dakpannen, waar het binnen bijna net zo koud was als buiten. Vaak met meerdere kinderen, ook kinderen die nog niet zindelijk waren, in één bed.
Geen kansen om door te leren, voor zover ze naar school gingen, was het snel gebeurd met het leren. De meisjes gingen op hun 12e als dienstmeisje bij vreemde mensen wonen en hadden vaak 80 urige werkweken. De jongens gingen op dezelfde leeftijd bij een baas aan het werk, ze waren loopjongen en hielpen bij zware werkzaamheden.

Sta jij wel eens stil bij de huidige welvaart in Nederland? 

De bedelaar die diende in het leger van Napoleon

Of eigenlijk was het andersom, de soldaat die na zijn deelname aan de veldtocht(en) van Napoleon bedelaar werd.

Ik mag graag naar het programma Verborgen Verleden kijken. Afgelopen vrijdag ging astronaut André Kuipers op zoek naar zijn voorouders. Hij vond onder anderen een voorvader die met het leger van Napoleon de Russische veldtocht in 1812 had meegemaakt en als één van de weinigen deze tocht had overleefd. Van het enorme Franse leger van 680.000 soldaten overleefden maar 40.000 mannen.
Die voorvader werd later als bedelaar een aantal keren opgepakt en naar Veenhuizen gebracht. Daar in Veenhuizen was een soort "heropvoedingskamp" voor bedelaars en landlopers.
Op de beelden is te zien dat André in Rusland aan de Berezina staat en zich realiseert dat het een wonder is dat hij er is, dat zijn voorvader een van die 40 duizend mannen was die terugkeerden uit deze rampzalige veldtocht.

Een aantal jaren geleden heb ik uitgebreid zitten speuren in digitale archieven en ik heb heel veel voorouders gevonden. Heel leuk werk, als je wat kunt vinden! Overigens kon ik van de mensen in onderstaand verhaal niet heel veel vinden en ik kon niet ver terug. 

Ook ik had een voorvader die in het leger van Napoleon zat en die diverse keren in Veenhuizen zat, dus ik vroeg me af of mijn voorvader - het was de overgrootvader van mijn grootvader - ook had meegedaan met deze tocht naar Rusland. Dat blijkt niet zo te zijn, volgens mijn gegevens nam hij in 1813 dienst in het leger en heeft hij dat tot minstens tot en met 1815 volgehouden, want in januari van dat jaar zit hij volgens een aantekening van de burgerlijke stand bij de aangifte van zijn oudste zoon in het Franse leger. Zijn vader, de opa van de pasgeborene deed de geboorte-aangifte voor hem.
Destijds bepaalde loting of je  mee moest vechten in het leger van Napoleon. Je kon je ook vrijwillig melden, maar dat deden er waarschijnlijk niet zo veel. Mijn voorvader kwam in dienst omdat hij zich had verhuurd als plaatsvervanger voor  een rijke boerenzoon. Hij kreeg dus geld van die boerenzoon en daarnaast kreeg hij als soldaat soldij van de Fransen.
Daarna kwam hij terug in Leeuwarden. Hij had al 1 kind en kreeg bij terugkeer nog een paar kinderen, 3 in totaal nadat hij terug kwam. Zijn jongste kind was de grootmoeder van mijn opa. 
Vanaf zijn 47e jaar belandt hij diverse keren in Veenhuizen, nadat hij opgepakt is voor landloperij of bedelarij. 
Hij kwam uit een arm gezin en ik stel me zo voor dat deze voorvader na zijn terugkomst uit het leger nog verder aan lager wal raakte. Misschien had hij wel last van Posttraumatische Stressstoornis. Als je in het programma Verborgen Verleden ziet wat die soldaten allemaal moesten doorstaan, dan kan ik me daar wel wat bij voorstellen. Zonder uitkering en zonder psychische hulp lijkt met me een moeilijk bestaan, geen wonder dat hij volgens de stadsbestuurders van die tijd regelmatig "heropgevoed" moest worden tot een eerzaam en ijverig burger. Hij overleed uiteindelijk op 67 jarige leeftijd in het armenhuis. Nog helemaal niet slecht voor zo'n armoedig en zwaar leven. Zijn dochter, de grootmoeder van mijn opa, werd overigens veel ouder, die werd 89 jaar en haar zoon, mijn overgrootvader, werd ook zo oud.   


Brood van eergisteren

Toen ik een kind was, aten wij altijd brood van 2 dagen oud. Mijn moeder kocht iedere dag een halfje bruin en een halfje wit, maar dat verse brood mochten we niet eten, want dat was volgens ma vies en klef en vooral ongezond. Nee, we moesten wachten tot het oud was, brood moest oud en droog zijn, dan was het veel voedzamer.
Mijn moeder was een zuinig en spaarzaam mens, maar dat eten van oudbakken brood deed ze niet uit zuinigheid, maar omdat het volgens haar gezonder was. En zo aten we dagelijks oud brood.
Wat wel klopte, was dat je er minder van at, na 2 sneetjes had je wel weer genoeg van dat droge brood van 2 dagen oud. Dat was op zich niet slecht voor mensen met een overgewicht zoals mijn vader, mijn broer en ik.

Hoe doe ik het nu?
Ik geloof er niet in dat oud brood gezonder is, ik eet iedere dag vers brood. Dat doe ik door het brood bij aankoop in te vriezen en 's ochtends de benodigde plakken voor de dag uit de vriezer te halen. Na ontdooien is het zo goed als vers. Veel brood heb ik niet op voorraad, want een lang verblijf in de vriezer is niet zo goed voor de kwaliteit en versheid van het brood. Ondanks de verpakking droogt het brood dan uit. Ik heb meestal hooguit 2 broden op voorraad. Ik gooi nooit brood weg, hooguit stukjes brood die kleindochter niet blieft en op de grond belanden. Die gaan in de groene container.

Gooi jij wel eens brood weg?

De jongen met de slaapkamerogen

 Lang geleden, op de HAVO, was ik tot over mijn oren verliefd op een klasgenoot. In mijn ogen was hij de mooiste man van de wereld. De mooiste hazelnootbruine slaapkamerogen van iedereen! Ik smolt als ik hem zag! Toen we op school zaten hadden we geen verkering, maar dat veranderde op het eindexamenfeest. We kregen tot mijn grote vreugde wat met elkaar!
Hij was mijn eerste vriendje. Hij en ik gingen dezelfde studie in de stad Groningen doen en we gingen er beiden wonen, dus dat kwam goed uit.
Na verloop van tijd bleek dat we absoluut niet bij elkaar pasten, eigenlijk hadden we erg weinig gemeenschappelijk. Ik was wel erg verliefd, maar dat was vooral vanwege zijn uiterlijk en niet vanwege het feit dat we zulke fijne gesprekken hadden of omdat we samen leuke dingen deden. Na een paar maanden was het tot mijn verdriet duidelijk: dit wordt niets, wij samen hadden geen toekomst. We hebben tijdens de studie wel wat contact gehouden, maar van een relatie was geen sprake meer. Na de studie zijn we elkaar uit het oog verloren.

Misschien omdat het mijn allereerste vriendje was, heb ik altijd met warmte aan hem teruggedacht en  heb ik mij toch steeds weer afgevraagd: hoe zou het nu met hem gaan?
Eergisteren typte ik zijn naam weer eens een keertje in op mijn computer, tot dan toe had ik hem nooit gevonden, maar nu vond ik tot mijn schrik zijn naam op Mensenlinq. Hij was afgelopen zomer op 64 jarige leeftijd overleden! Voor diegenen die Mensenlinq niet kennen: hierin kun je overlijdensadvertenties terug vinden. Alle gegevens klopten, ik heb zelfs ook een foto kunnen vinden, ik ben er volkomen zeker van dat hij het is.
Daar werd ik helemaal stil en verdrietig van!
Uit de tekst kan ik opmaken dat hij na een slopende ziekte is overleden.
Wat een naar bericht!
Had ik hem nog wel eens willen ontmoeten? Ja, het had mij wel leuk geleken te horen hoe zijn leven was verlopen, maar die kans is nu verkeken. Jammer!  

Kamperen in vroeger tijden

Lang geleden was vakantie iets voor de rijken, die verbleven dan in een hotel of in een pension aan zee, of in de heuvels van Limburg of in de bossen op de Veluwe en natuurlijk ook aan de Franse Middellandse Zee kust.
Vanaf ongeveer 100 jaar geleden werd het ook voor mensen met een lager inkomen mogelijk vakantie te houden. Die gingen kamperen en namen een tent mee op de fiets. Dat was een hele onderneming, want er waren geen lichtgewicht kampeerspulletjes. Alles was loodzwaar! Vaak lieten kampeerders dan een vervoerbedrijf als van Gend en Loos een of meer grote houten hutkoffer (s) naar het kampeeradres brengen met allerlei spulletjes die te zwaar waren om op de fiets mee te nemen.
In zo'n kist nam je kussens en dekens mee, je loodzware tent van zeildoek, zware rubberen luchtbedden, kooktoestellen (soms levensgevaarlijk spul, ik heb er wel eens één in brand zien staan) en aluminium borden en bekers.

Hoe zag een camping in die tijd er uit?
De hoeveelheid sanitair was te verwaarlozen Er was altijd wel een waterpunt, soms gewoon open een kraan op een leiding op een soort houten wandje. Daar kon je water halen en daar kon je je wassen, gewoon bij de kraan.
Ik heb rond 1960 ook gekampeerd onder primitieve omstandigheden.
Toiletten waren niet aangesloten op riolering, maar werden 1x per zoveel tijd leeggezogen door een speciale auto. Soms ging de inhoud van zo'n tank als mest over het land. Dat was o.a. op Ameland het geval. Omdat toiletten niet aangesloten waren op de riolering, was er ook geen doorspoeling. Je nam een emmertje en gooide er een paar liter water achteraan als je klaar was. Misschien kan je je voorstellen hoe zeer de toiletten stonken! Brrrrr!!

Natuurlijk was er geen stroom, je had een stormlamp op petroleum.
Ik heb rond 1960 ook wel gekampeerd op plekken waar alleen een open kraan was en een houten huisje boven een gat in de grond als toilet. Na afloop van het seizoen werd het gat weer dichtgegooid en dan werd er in het volgende jaar weer een nieuw gat gegraven.

Kun je je er een voorstelling van maken? Het was in mijn ogen toen heel gewoon, maar tijden zijn ingrijpend veranderd en campings zijn een stuk luxer geworden.

Het hoofd boven water houden in vroeger tijden

Mijn grootouders, geboren vlak voor 1900, hadden het niet breed, zeker niet in de crisisjaren na 1929, toen de beurscrash op Wallstreet zorgde voor een gigantische wereldwijde financiële crisis. Er heerste veel werkloosheid. Mijn ene opa (omdat hij Friestalig was, noemden we hem pake) was timmerman, hij werkte voor een aannemer en huizen werden er bijna niet meer gebouwd, want er was geen geld voor opdrachten. Dat betekende dat pake ongeveer de helft van het jaar geen werk had. De andere opa was meubelmaker. Bij het meubelbedrijfje waar hij werkte kwamen ook maar weinig opdrachten binnen, waardoor hij een tijdlang noodgedwongen parttime werkte en feitelijk ontslagen moest worden. Gelukkig lukte het hem om klusjesman te worden bij een zuivelfabriek. Daar repareerde hij de houten kaasvaten en werkte hij bij de onderhoudsdienst.
Beide grootouderparen waren wel in het bezit van een koophuis, met een flinke hypotheek. Dat betekende dat er geen financiële steun mogelijk was door de overheid. Al je geld zat immers in je huis. Je kon je huis verkopen als je inkomen nodig had!
Volgens mij kregen beide grootvaders nog wel enig geld van de vakbond waar ze actief lid van waren, maar dat was het dan ook.
Als je zo weinig inkomen hebt, wat doe je dan?

Pake en beppe (oma) deden het zo:


  • een deel van het huis onderverhuren aan verpleegkundigen van het ziekenhuis.  Daarmee genereerden ze extra inkomen. De kinderen kregen een bed op zolder.
  • de kolenkachel alleen in de achterkamer laten branden en het huis verder nergens verwarmen. 
  • fruitbomen in de tuin (peren) en groenten kweken in eigen tuin. Die werden bemest met eigen poep uit de ton die diende als wc. 
  • fokken van konijnen als kerstvlees
  • de kinderen kregen klompen van de bedeling omdat er geen geld was voor schoenen. Die klompen hadden een bepaalde kleur, zodat je direct kon zien dat ze van de bedeling waren.
  • mijn moeder en oom kregen vermaakte kleding. Uit kleding van volwassenen werd kinderkleding gemaakt. Soms door de stof te keren, soms door de goede delen te gebruiken en van 2 kledingstukken één te maken.
  • mijn moeder en mijn pake kregen een ziekenfondsbrilletje en niet een zelf gekochte bril. Die brilletjes waren duidelijk anders dan de brillen voor mensen die wel geld hadden. Daarmee was je als armoedzaaier duidelijk herkenbaar.
  • Geld voor verjaardagscadeaus was er niet. Mijn moeder vertelde dat zij alleen van haar oom en tante die een kantoorboekhandel hadden een boek kreeg voor haar verjaardag.
Mijn opa en oma deden het zo:
  • de kolenkachel alleen in de achterkamer laten branden en verder nergens.  Die kamer was wel een stuk kleiner dan die van mijn pake en beppe. Ze lieten de kachel 's nachts niet doorbranden. Die kachel die ging iedere avond om 8 uur uit en werd pas de volgende ochtend weer aangemaakt.
  •  mijn vader, de oudste, vanaf zijn 12e in het bedrijf van zijn oom en tante laten werken. Hij moest na schooltijd en op de zaterdagmiddagen op de fiets met een grote mand voorop producten bezorgen die zijn oom maakte. 
  • vóór die tijd had deze zelfde oom een tijd bij hen op kamers gewoond: extra inkomen. De oom was wees en weeskinderen moesten op hun 18e het weeshuis verlaten. Hij trouwde met de zus van mijn oma.
  • op een enorme groentetuin achter de woning heel veel groenten verbouwen
  • zoetwater-vissen in zijn vrije tijd, samen met oma. De hoeveelheden die ze vingen, waren enorm. 20 vissen was heel gewoon. Deze vissen waren een welkome aanvulling op het menu. Ik weet nog heel goed hoe mijn opa al die vissen in zijn schuur bakte en ik vond het heerlijk!
  • het houden van kippen om de eieren en het vlees 
Natuurlijk was er geen telefoon, geen auto, geen motor of brommer of andere luxe zaken. Wel hadden ze een zelfgebouwde radio, een stofzuiger en een elektrisch strijkijzer en ik weet dat mijn ene oma een trapnaaimachine bezat. Deze naaimachine werkte niet op stroom, maar op voetkracht.
Het was destijds zeer ongebruikelijk dat vrouwen werkten. Vrouwen waren huisvrouw en werkten niet buitenshuis. Het was natuurlijk wel zo dat vrouwen een behoorlijke klus hadden aan een huishouding. De was moest met de hand gedaan worden en er was helemaal niets kant-en-klaar.
De beide oma's waren tot aan hun huwelijk vanaf hun 12e inwonend dienstmeisje geweest en kenden ook geen ander vak dan het werken in de huishouding.



Mijn familie en het "Oranje-gevoel"

Mijn ouders kwamen allebei uit families van overtuigde socialisten en die hadden helemaal niets met het koningshuis en waren republikeins gezind. Geen koning of koningin, maar een democratisch gekozen president! Dat was in hun ogen een stuk beter.
Mijn moeder mocht als kind niet meedoen met de viering van Koninginnedag, want dat "was niet voor ons soort mensen". Ze bleef gewoon thuis, geen spelletjes of zingen voor de koningin, helemaal niets. Ook waren mijn ouders nogal schamper over het koninklijk huis, ze hadden het over Juliana als over het "oude mens" en Bernhard was de koninklijke bolle (bolle is Fries voor (fok)stier).
We keken ook niet naar het defilé op Soestdijk en Koninginnedag was er vooral voor anderen. Ik mocht wel meedoen met de spelletjes, maar belangstelling voor het wel en wee van het koninklijk huis was er amper. Ik herinner me wel de uitvaart van Wilhelmina, die op tv werd uitgezonden. Daar hebben we wel naar gekeken.
Ik werd als kind helemaal vrij gelaten in mijn mening en beleving van het koninklijk huis. Zo heb ik als dertienjarige een enorm plakboek aangelegd ter gelegenheid van het huwelijk van Beatrix en Claus en was ik ook geïnteresseerd in het kroost dat kwam bij alle prinsessen. Volgens mij hebben Juliana en Bernhard wel 14 kleinkinderen gekregen en dat vond ik zeker leuk!
Tegenwoordig vind ik het koningshuis heel leuk, ik keek gisteren naar het interview met de koning en ik kijk ook altijd naar uitzendingen van Blauw Bloed en natuurlijk naar de viering van Koninginnedag en nu Koningsdag.
Een factor van betekenis in mijn belangstelling is toch echt wel Máxima. Ik vind dat een erg leuk mens!

Paling!

Eergisteren in het TV programma De Keuringsdienst van Waarde een uitzending over paling. Een aantal jaren geleden verdween gerookte paling uit de schappen van de winkels omdat het een met uitsterving bedreigde diersoort was en nu is er weer paling verkrijgbaar. Hoe kan dat, vroegen ze zich in het programma af.
Het blijkt dat de visstand van paling nog steeds allesbehalve rooskleurig is en dat je het eten van paling beter kunt vermijden als je geen bedreigde diersoort wilt consumeren. De meeste paling die je nu kunt kopen is in Frankrijk als jonge aal gevangen en opgekweekt/vetgemest voor consumptie. Die wordt gerookt en in de handel aangeboden.

Ik dacht even: zou het mogelijk zijn om ooit weer zonder schuldgevoelens een lekkere paling te eten? Op dit moment ziet het er niet goed uit. Ik kan waarschijnlijk wel ergens paling kopen, maar dat knaagt dan aan mijn geweten om daarvan te genieten.


Versgerookte paling
Paling brengt mijn terug naar vroeger tijden, de vis doet mij denken aan toen ik nog een klein meisje was. Vroeger als kind at ik regelmatig paling. Mijn vader was er werkelijk dol op. Als er kermis was, dan werd er in Leeuwarden ook op verschillende plekken paling aangeboden. Nooit kochten we een suikerspin, nee, we kochten een maaltje paling. In mijn herinnering wel 10 in een vetvrij papiertje! Heerlijk! Lekkerder dan alles wat je maar kunt bedenken!  In mijn beleving dan hè?
Pa was een liefhebber van de kermis. Ik ging alleen met mijn pa op stap en hij trakteerde mij op ritjes in attracties. Mijn pa was een complex mens die vrouwen haatte en verschillende keren naar de psychiater verwezen was omdat hij absoluut niet spoorde (ik heb er hier meer over geschreven). Maar toen ik een kind was, was hij kind met mij en genoten we van de kermis en van heerlijke paling. 

Hoe ging dat vroeger met babyvoeding?

Mijn oudste dochter vroeg hoe dat vroeger ging, 64 jaar geleden, toen ik zelf nog een baby was. Heb ik borstvoeding of flesvoeding gekregen en wanneer kreeg ik vaste voeding?
Ineens realiseerde ik, dat ik geen absoluut idee had! Mijn moeder was niet iemand die spontaan over vroeger vertelde en ik heb er ook niet naar gevraagd. Er zijn geen babyfoto's van mij waarop ik gevoed word. Helemaal niet, ook niet met hapjes vaste voeding.
Het is dus raden naar de manier waarop ik als baby gevoed ben en dat ga ik nu doen.

Ik ben geboren na een erg zware bevalling, waarbij mijn moeder veel bloed verloor. Ik lag in stuitligging en mijn geboorte was nu ongetwijfeld via de keizersnee verlopen, maar dat gebeurde destijds niet. Mijn moeder was behoorlijk verzwakt. Als ze nu bevallen zou zijn, dan had ze zeker bloedtransfusies gekregen, maar dat werd toen niet gedaan.
Mijn apgarscore (die in mijn geboortejaar ontwikkeld werd en die toen nog niet gebruikt werd)  was zwaar onder de maat, weet ik uit verhalen, ik huilde niet, reageerde nauwelijks op prikkels en was blauw. Gelukkig trok dit vrij snel bij, en bleef ik leven. De zorg voor mij werd overgenomen door mijn oma, de moeder van mijn moeder.
Mijn moeder werkte voor haar huwelijk bij de zuivelfabriek, daar heeft ze ruim 10 jaar gewerkt, ook mijn vader werkte bij deze fabriek en zijn vader, mijn opa, werkte daar ook. De zuivelfabriek maakte onder anderen zuigelingenvoeding. Babyvoeding, gemaakt door deze fabriek, stond bij hen in hoog aanzien. Ze waren heel trots op de producten van deze fabriek. Uit cijfers weet ik dat kunstvoeding in de jaren 50 flink in opkomst was. Dat was de vooruitgang, als je je kind de fles gaf, dan was je vooruitstrevend. Tel daarbij op dat mijn moeder enorm verzwakt was en dat medewerkers van de zuivelfabriek (mijn opa èn mijn vader) met korting producten konden kopen en dan is mijn conclusie: ik heb flesvoeding gehad.
Er is nog een reden waarom ik denk dat ik flesvoeding heb gehad: flesvoeding schijnt meer kans te geven op allergieën, eczeem, astma en hooikoorts. Ik was als kind voor allerlei zaken allergisch, zat regelmatig van top tot teen onder de eczeem, heb al sinds jaar en dag hooikoorts en astma. Waarschijnlijk had ik toch al wel aanleg, maar is kunstvoeding één van de redenen waarom ik 's nachts katoenen handschoentjes aan had die er voor zorgden dat ik mij niet volledig open krabde. Ik kan mij eindeloze zalfsessies herinneren, waarbij ik flink in de stinkende teerzalf gezet werd.

En potjes en pakjes? Ik heb de indruk dat die toen nog nauwelijks uitgevonden waren. Volgens mij prakte en zeefde mijn moeder het warme eten en het fruit dat voorgeschreven was door het consultatiebureau.

V&D en de nostalgie

 Toen ik een kind was en in Leeuwarden woonde, kwam ik vaak met mijn ouders in de V&D.
Later, toen we in Drachten woonden, kwam ik bijna nooit in een V&D want in Drachten was geen V&D, we kwamen toen alleen in de V&D als we in Leeuwarden winkelden.
In 1972 kwam ik voor studie in Groningen en ik ben gebleven. Sinds die tijd was ik een regelmatige klant. Ik kocht er in de afgelopen 44 jaren van alles:
een bankje, kleding, keukenspullen, schrijfwaren, sokken, boeken, een computer, sieraden en ga zo nog maar eventjes door.
Wat ik nu nog dagelijks gebruik: een fijne dekbedhoes, mijn horloge, messen, mijn fleece hoofdband voor als het koud is, mijn badjas. Ook kwam ik regelmatig in de La Place. Wat mijn in de afgelopen jaren opviel in de La Place: vergane glorie wat betreft de meubels. Die waren zichtbaar versleten en moesten nodig vervangen worden.
Nu is de V&D weer eventjes open voor een soort finale uitverkoop.
Ik hoef niet zo nodig allerlei koopjes te scoren, maar ik wil nog wel een keertje uit nostalgie door die winkel dwalen, gewoon omdat het nu nog kan!  

Begrafenispolis: de achtergrond

 Niet om me te verdedigen, maar gewoon om duidelijkheid te geven over de achtergrond van het aanschaffen van de begrafenispolissen waar ik vorige week over schreef (hierop kwamen 130 reacties), geef ik hierbij een uitleg.

Lees het als het je interesseert, doe dat vooral niet als het jou een rotzorg zal zijn wat 23 jaar geleden de achtergrond was.

In 1993 was ik 40 jaar en 9 jaar werkloos. Ik was op latere leeftijd begonnen met een opleiding en ontving mijn diploma toen ik 31 was. Ik heb me een slag in de rondte gesolliciteerd, maar ik werd 1 jaar na het diploma ook nergens meer uitgenodigd voor een gesprek. De crisis begin tachtiger jaren was ernstiger dan in de afgelopen jaren en zeker 10% van de beroepsbevolking was werkloos, vooral onder pas afgestudeerde mensen zonder werkervaring was de werkloosheid hoog.
We hadden bijna alleen vrienden die ook langdurig in de bijstand zaten. Het algemene beeld was dat we voor altijd in de bijstand zouden blijven, dat was ons toekomstperspectief. Gewoon muurvast in die valkuil die bijstand heet. Natuurlijk was het fijn dat we geld kregen en niet dakloos waren en niet hoefden te bedelen of andere zaken hoefden te doen om te overleven.
We zaten dus langdurig in de bijstand, met 2 kinderen, oudste was 6 en jongste 3 jaar. We hadden geen uitvaartverzekering. De contactpersoon van de Sociale Dienst had er op aangedrongen om goed verzekerd te zijn: inboedelverzekering en uitvaartverzekering, zodat we bij calamiteiten niet voor verrassingen zouden komen te staan. Ook schoonvader, die bode was van een uitvaartorganisatie, had een begrafenisverzekering geadviseerd. 

Toen overleed de zus van schoonvader en de erfenis zou verdeeld worden over de neven en nichten. Later bleek dat ook haar beide stiefzoons een deel zouden ontvangen. In totaal zou de erfenis over 16 personen verdeeld worden. Schoonvader wist niet precies hoe welvarend zijn zus was, maar hij dacht dat het een 'aardig bedragje' zou zijn. Wat dat dan precies inhield, dat wisten we niet.

We hadden wat spaargeld, een buffer die we zo langzamerhand door heel zuinig leven hadden opgebouwd. Lang niet het maximale vermogen dat we als gezin in de bijstand mochten hebben, maar we hadden wat achter de hand. Het was ons spaargeld, waar wij naar ons idee naar eigen inzicht over konden beschikken. Wij hadden het zelf bij elkaar gespaard.
We hadden geen idee hoeveel we van tante zouden erven, maar het leek ons een goed plan om te zorgen, dat we met die erfenis die er bij kwam, niet boven het maximale spaargeld voor mensen met bijstand uit zouden komen.

Dus kochten we een begrafenispolis. Dit betekende dat we in plaats van een maandelijkse premie een bedrag ineens betaalden. Dan waren we goed verzekerd, dat dachten we tenminste. Achteraf bleek dat dit bedrag wel heel magertjes was en we daar helemaal geen uitvaart van konden bekostigen, zo werd ons een aantal jaren later voorgerekend, maar in 1993 dachten we dat we daarmee voor altijd klaar zouden zijn. Dus betaalden we omgerekend in euro's elk 1818 euro (4000 gulden) en hadden we een verzekering die uitkeerde bij overlijden.
We hadden ruim een jaar lang geen buffer, die hadden we pas weer toen een jaar later die erfenis uitbetaald werd aan vriend.

Het bruto jaarinkomen in de bijstand was in 1993 voor ons gezin in totaal 31.940 gulden. Misschien had ik het anders gedaan als ik geweten had dat ik 6 jaar later een echte baan zou hebben en zelf mijn geld zou gaan verdienen. Misschien hadden we dan ons spaargeld niet uitgegeven en waren we 3 maanden uit de bijstand gegaan om eerst het te veel aan erfenis op te maken, dat vind ik na 23 jaar en vanuit een totaal ander perspectief moeilijk te bepalen.

Dat spaargeld was moeizaam bij elkaar gespaard. Als we geen spaargeld hadden uitgegeven hadden aan de uitvaartverzekering dan had ik waarschijnlijk spijt gehad van:
- nooit eens in de zomer 2 weken een caravan op Ameland huren. Om de kosten te drukken gingen we altijd 1 week
- nooit naar een echte kapper gaan. Ik knipte man en dochters en ging zelf naar de goedkope kappersvakschool om door een leerling vergeknipt te worden.
- nooit gewoon eens kleding kopen. Altijd 2e hands, zelfgemaakt van goedkope lappen van de markt of uit de uitverkoop.
- dragen van onderkleding tot het van ellende uit elkaar viel. Ondergoed met gaten? Ach het kon nog wel een paar maanden mee!
- een mooie pyjama of nachthemd? Een oud t-shirt was goed genoeg!
- we bezaten als volwassene elk maar 2 broeken en 1 paar schoenen.
- geen abonnement op een krant. Ik houd zo van krant lezen. Nieuws en achtergronden daarvan kwam alleen tot mij via de TV.
- niet naar de film, theater of wat dan ook en al helemaal niet naar Eurodisney of de Efteling
- nooit een bloemetje voor op tafel of leuke mini-narcisjes in het voorjaar.
- nooit uit eten en ook nooit afhaal-chinees of friet.
- geen vriezer bezitten en geen goedkope auto.

Niet dat bovenstaande "erg" was, nee dat niet. Het sparen was voor ons een way of life, maar iets ruimer leven was wel prettig geweest!

IJzel in vroeger tijden

In de afgelopen week was er nogal wat ijzeloverlast, maar ik heb het erger meegemaakt!
In 1987 viel er in korte tijd zo veel ijzel, dat werkelijk alles bedekt was met een enorme laag ijzel!
In 18 uur viel er in Groningen ongeveer 35 millimeter ijzel. Bomen knapten af, takken vielen naar beneden en ook sommige hoogspannigs-elektriciteitsmasten konden het gewicht van deze ijzel niet dragen en knapten af.


Rozenbottels in ijzel


afrastering met ijzel
Het openbare leven was net als nu behoorlijk ontwricht!

In 1966 was het nog erger, ik was 13 en woonde toen in Drachten, in Friesland en de ijzelschade was enorm!

Dit vond ik op de site van de Leeuwarder Courant van 6 januari jl.
Die (ijzel) van 8 februari 1966 maakte de grootste inbreuk op het openbare leven. Op één na alle Friese 110-kilovolts-leidingen knapten wel ergens, waardoor alleen Leeuwarden en directe omgeving nog over elektriciteit konden beschikken. De kabelbreuken sleurden soms ook hoogspanningsmasten mee, waardoor het herstel van de stroomvoorziening een hele klus werd.
Het publiek werd opgeroepen om elektrische apparaten zo veel mogelijk uit te zetten ten gunste van ziekenhuizen, rustoorden en nutsvoorzieningen. Radio en tv gaven een gebrekkige ontvangst. Niet alleen raakten veel dakantennes onklaar, de tv-toren in Smilde was door de ijscoating ook uit zijn gewone doen.
Buiten Leeuwarden lag de complete industrie plat. Philips stuurde duizenden arbeiders huiswaarts. Pas na ruim een dag kon de productie met behulp van een noodaggregaat van circus Boltini weer op gang komen. De zuivel kende grote aanvoerproblemen, maar ook de melkboer had het zwaar.
Door de gladheid moesten de klanten per wijk naar de kar in plaats van andersom. De busbedrijven in oostelijk Friesland legden het gros van de lijnen stil. De NS moest dieseltreinen inzetten op de verbinding met Zwolle.
Wat de mensen het meest bij zou blijven zijn de onwerkelijke geluiden van een ijzelfront met harde wind. De huilende wind, de afbrekende boomtakken en het typische knerpen en rinkelen van beijsde begroeiing gaven vooral na zonsondergang een spookachtige ambiance, dat door de noodgedwongen toevlucht tot kaars- of petroleumlicht nog werd versterkt.

Tot zover het citaat uit de Leeuwarder Courant.

Een ijzel om nooit weer te vergeten! Buiten Drachten waren een aantal hoogspanningsmasten als luciferhoutjes afgeknapt en we hadden geen stroom meer! We woonden op een industrieterrein, pal naast de fabriek van Philips. Ik wist dat ze ergens uit het land een noodaggregaat hadden gehaald, maar dat dat van circus Boltini was, dat was ik vergeten! Maar inderdaad, nu weet ik het wel weer! Dat noodaggregaat leverde net voldoende stroom om de productie enigszins gaande te houden, maar de zeeën van licht die normaal 's avonds op het Philipsterrein te zien waren, waren nu vrijwel gedoofd. Gelukkig hadden wij geen elektriciteit nodig om de gaskachel te laten branden, dus we hadden het niet echt koud.
Voor de TV-ontvangst was je afhankelijk van een TV-antenne. Er was uiteraard niets digitaal en kabels waren er ook nog niet. Zowel onze antenne als de zendmast in Smilde zorgden voor een wazige ontvangst. 
Ik moet zeggen dat ik mij van ijzelvrij van school niets meer kan herinneren evenmin als het branden van kaarsen of petroleumlampen. Voor het kamperen gebruikten we petroleumlampen, dus waarschijnlijk hadden we die toen in huis ook in gebruik.

Volgens het nieuws komt er deze week opnieuw ijzel! Deze keer in de Randstad, op donderdag. Hopelijk valt het mee!

De strijd (voor een beter bestaan)

 De VARA zendt de laatste weken op vrijdagavond een historisch programma uit, getiteld De Strijd. Het is een serie over de geschiedenis van de arbeiders in Nederland.
Er zijn vanaf 6 oktober inmiddels 4 afleveringen uitgezonden:
De fabriek,
De staking,
De revolutie en
De ideale arbeider.
Je kunt hier de afleveringen terugkijken.
Er komen nog meer afleveringen:
De arbeidersomroep
De oorlog
Rood en oranje
De arbeidersvrouw
Drees en Den Uyl
De nieuwe arbeider

Omdat ik uit een rode familie kom en interesse heb in de geschiedenis, kijk ik met veel interesse.
Het is voor mij een feest van herkenning!
Mijn grootouders waren goed georganiseerde arbeiders, lid van de vakbond, lid van de SDAP, lid van de VARA, lid van een socialistisch zangkoor. De grootouders van moeders kant waren daarnaast lid van de geheelonthouders-bond, de befaamde blauwe NV, oftewel de "blauwe knoop". Ook waren al mijn grootouders lid van de Nieuw-Malthusiaanse bond, die streefde naar geboortebeperking.
Mijn ouders hebben elkaar leren kennen bij de AJC, de Arbeiders Jeugdcentrale, waar de arbeidersjeugd cultureel en politiek geschoold werd.
Een oom van mijn vader had een enorm portret met de markante kop van Domela Nieuwenhuis aan de muur hangen, dat portret heeft later nog een tijd bij mijn broer gehangen, omdat hij het zo bijzonder vond.


Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Dit staat over Domela op wikipedia: Op de landarbeiders en boeren in Friesland en Groningen maakte hij grote indruk. Hij werd veelvuldig vergeleken met Jezus. "Uw verlosser komt", aldus een Friese arbeider toen hij vernam dat Domela verwacht werd. Domela zelf stimuleerde dat imago. Door haar- en baardgroei maakte hij een profetische indruk en hij doorspekte zijn toespraken met bijbelse beelden, die zijn publiek zeer moeten hebben aangesproken.

Waarom schrijf ik hierover?
Vooral omdat de arbeidersbeweging er voor gezorgd heeft dat de leef- en werkomstandigheden voor arbeiders verbeterden en dat de arbeiders meer zeggenschap kregen door bijvoorbeeld algemeen kiesrecht.
De 8-urige werkdag kwam er in 1919. Daarvóór waren werkdagen van 16 (!!) uur mogelijk, 6 dagen per week.
Het algemeen kiesrecht voor mannen kwam er in 1917, en vanaf 1919 konden ook vrouwen stemmen.

Stel je voor, dat is allemaal nog geen 100 jaar geleden.


Eten vroeger, in de jaren 50 en 60

In korte tijd is de voeding in Nederland flink veranderd. Wat ik als kind at, is hooguit standaard voor 80+-ers en dan nog lang niet voor elke tachtiger, maar veel van de jongere Nederlanders eten heel anders.

Wat aten wij toen ik een kind was? 

Ontbijt en avondeten: bruin- of witbrood met margarine, met kaas, jam of pindakaas en een mok thee of melk. Andere smaken waren er niet, tenminste, die hadden wij niet in huis.
We aten geen broodjes, geen pap, geen yoghurt met muesli, geen brinta, geen crackers, geen roomboter, geen hagelslag.

Warme maaltijd: heel kort gezegd aardappels, vlees met jus en groenten. Meestal zonder nagerecht.
Het vlees was of runderlap - mijn vader sneed het vlees en we kregen allemaal een eetlepel vlees - of we aten gehaktballen.
Vis aten we nooit. Ja, behalve dan de vangst van mijn opa (klik hier en hier) die als tussendoortje gegeten werd door de liefhebbers (daar was ik zeker ééntje van), een paling op de kermis en een enkele keer makreel voor op brood.
Welke groenten?
Bloemkool, boerenkool, rode kool, spruitjes, sperziebonen, komkommer, tomaten, andijvie, sla, spinazie, witlof, rode bieten, bospeen, winterpeen, koolraap, rabarber, ui, prei.
Meestal aten we gekookte groenten en werd alles met de aardappels door elkaar geprakt met een kuiltje voor de zeer vetarme jus.
zoveel worst kregen wij lang niet hoor!

Voor mijn 20e had ik nog nooit broccoli, paprika's, courgettes of aubergines gezien. Ook pizza, een rijstmaaltijd of ander "buitenlands" eten was vrijwel geheel aan mij voorbijgegaan.
We gingen nooit uit eten, dus ook wat dat betreft was mijn wereld beperkt. Als we in de zomervakantie kampeerden, dan aten we ook aardappels, vlees en groenten, gekookt op de campinggasbranders van mijn ouders.
Als er een nagerecht was, dan waren dit stoofpeertjes of zelf gekookte gele vla (met vel - lekkerrr!)

Ergens rond mijn 16e jaar is de warme maaltijd naar de avond verschoven en aten we 's avonds warm.  

Lekkere verse gember!

Pas sinds een paar jaar  gebruik ik gember bij het maken van oosterse gerechten, maar ook in sauzen en soepen, bijvoorbeeld de overheerlijke wortelsoep. Nog niet zo lang geleden walgde ik van gember. Ik denk dat daar pas goed verandering in kwam na een workshop Indiaas koken. Klik voor de recepten hier en ook hier. Ik ben nu helemaal om, wat de verse gember betreft.

Waarom had ik zo'n gloeiende hekel aan de geur van gember?
Mijn eerste vriend W., waar ik 6 jaar mee samenwoonde, gebruikte rond 1977 warme gemberkompressen om zichzelf te genezen van nierstenen. De geur, of in mijn beleving de stank, trok door het hele huis. Hij kroop er ook mee in bed. Vreselijk! Hij geloofde absoluut in de genezende werking van deze kompressen en ik vond het klinkklare onzin. De huid is een degelijke barrière tegen invloeden van buitenaf, waarom zou warme gemberprut helpen om nierstenen weg te halen?
Maar tja, W. was zelf opgeleid academicus, dus hij meende met kennis van zaken te handelen. Niet dat er verbetering was, nee dat niet, maar blijkbaar was dat iets van de (heel) lange adem.
Hij geloofde in de leer van Yin en Yang en in acupunctuur en volgens deze site zouden gemberkompressen inderdaad zeer heilzaam zijn.
Nierstenen zijn vreselijke dingen, zeker als ze op een gegeven moment krampen, kolieken,  veroorzaken. Die kolieken geven een hevige pijn, waardoor je wel bij de muren omhoog wilt kruipen. De pijnen waren voor hem verschrikkelijk om te doorstaan en ik voelde mij machteloos. Het enige wat ik kon doen was op zoek te gaan naar een zetpil om die helse pijn te doen afnemen en hem te verzorgen.
Ik denk, dat ik een afkeer kreeg van deze gembergeuren door W.'s wanhopige pogingen om van zijn kwaal af te komen en ik had niet het idee dat gember hem op wat voor manier dan ook daarbij zou kunnen helpen.
Zo kreeg ik bijna 40 jaar geleden de pest aan gember. Ik vond het echt heel vies en het heeft lang geduurd voordat ik de geur weer kon waarderen.

Gelukkig voor W. is de niersteenvergruizer ontwikkeld, die werd in 1984 geïntroduceerd in de VS en er kwamen ook al snel apparaten in Nederland. W. werd al weer lang geleden behandeld en die niersteenvergruizer was heel wat effectiever! Een zegen voor de niersteenpatiënt!


niersteenvergruizer Bron: wikipedia




Nog meer over boodschappen in 1980

 Een tijdje terug schreef ik over boodschappen in april/mei 1980. (toelichting: zie onderstaande stukje Zuinig in ) Dat is al weer ruim 35 jaar geleden.
Hoe zag onze administratie er uit? We hadden een schrift op A4 formaat en de pagina's waren verdeeld in twee kolommen. In de ene kolom noteerde vriend zijn uitgaven voor de boodschappen en in de andere kolom deed ik dat zelf. Zo nu en dan telden we de bedragen op en vergeleken we die met elkaar. Als ik veel meer uitgegeven had, dan deed vriend een tijd lang de grote boodschappen en kocht ik maar weinig, of omgekeerd en kocht ik het meeste. Net zo lang totdat de bedragen weer in evenwicht waren.

Ik heb nog een aantal weken in excel gezet, weken waarin we opvallend weinig uitgaven:


31/10 - 13/11 1980

uien en paprika 2,75
kaas 5,65
markt 3,00
boodschappen ? november 22,14
boodschappen 4 november 14,00
boodschappen 8 november 10,00
boodschappen 12 november 20,15
markt 10,00
biowinkel 2,20
bier 12,50
boodschappen 10,36


divers
kaarsen 8,50
spiegel 3,00

124,25

In mei gaven we gemiddeld 180 gulden per 2 weken uit.
Hoe kwam het dat we begin november erg weinig uitgaven? Dat had te maken met uitgaven op een ander terrein dan de boodschappen. Ik was gestopt met de pil, omdat ik daar volgens de huisarts een torenhoge bloeddruk van kreeg en condooms zijn minder effectief dan de pil. Dus dacht ik na het uitblijven van de menstruatie dat ik zwanger was. Ik was net begonnen met een nieuwe opleiding en een zwangerschap kwam zeer ongelukkig uit. De zwangerschapstest was negatief, maar we waren er niet zo zeker van dat ik echt niet zwanger was. We gingen voor een overtijdbehandeling (= een vroege abortus) naar een abortuskliniek in Zwolle. Maar daar constateerde de arts na lichamelijk onderzoek dat ik echt niet zwanger was. We zijn dus weer naar huis gestuurd en ik heb na een paar weken nogmaals een zwangerschapstest gedaan. Die test was negatief. Niet lang daarna heb ik een spiraaltje laten zetten.
De reiskosten en de kosten van de zwangerschapstests waren in totaal ongeveer 100 gulden.
We hadden niet veel buffer, dus sprongen we zuiniger met ons geld om dan in mei dat jaar. Dat geld moest ergens vandaan komen.

Vroeger: zuinig in mijn studententijd

Al weer lang geleden schreef ik over het feit dat ik op zolder mijn kasboeken weer terug vond.
Hierin noteerden we al onze gezamenlijke uitgaven voor mijn vriend en mij.
Er is 1 boek vanaf 22 april 1980 en 1 die begint in december 1984.
Toch heel curieus, die kasboeken. Alles is in guldens, de euro was nog niet uitgevonden.

Ik heb voor de aardigheid de uitgaven van de eerste 4 weken in excel gezet



22/4 t/m 5 mei 1980
boodschappen
sinaasappels (markt) 3,50
vis (markt) 2,50
thee 1,50
boodschappen 22/4 14,35
boodschappen 24/4 6,46
boodschappen 26/4 7,36
boodschappen 28/4 35,35
boodschappen 1/5 24,15
fles cola, incl statiegeld 3,50
speklappen 2,95
kip 6,00
vis en ananas (markt) 5,75
blikje vlees (corned beef?) 2,49
brood 1,95
markt 8,00


diversen
veiligheidsspelden 1,25
2 mokken 3,90
2 boeketten bloemen als cadeau 7,00


uit
koffie met patat 8,00
chinees (afhaal) 10,00
chinees (afhaal) 13,75

169,71
fl. 42,45 per week per persoon

Wat opvalt is dat we iedere week vis aten en iedere week bij de chinees een maaltijd afhaalden. Die vis was wijting, schar of schol en een enkele keer een geep. Het was maar nèt welke soort vis goedkoop was.
de bijzondere kleur van de graat van de geep

We kochten vaak wel een kg, lieten de koppen er af halen en bakten ze thuis in de koekenpan.
Die Chinese maaltijd was volgens mij een maaltijd voor één persoon en die deelden wij. Het waren heel grote porties en er was genoeg voor ons tweeën.

Dan de volgende 2 weken:


5 t/19 mei 1980
boodschappen
boodschappen 7 mei 15,55
boodschappen ? mei 6,35
boodschappen 14 mei 28,75
haringen + groente (markt) 7,90
boodschappen 9 mei 5,80
boodschappen 12 mei 14,95
vis en andijvie (markt) 6,60
boodschappen 19 mei 26,75


uit
chinees (afhaal) 11,75
weekend 16/17/18 mei Appelscha 57,00
idem 8,50

189,90


fl 47,48 per wk per persoon

Op 16, 17 en 18 mei verbleven we gratis in de caravan van mijn oom en tante. Het was waarschijnlijk het Hemelvaartweekend. Als vervoer gebruikten we onze fietsen, ongeveer 50 km heen en 50 km weer terug. Daardoor hadden we in Appelscha ook meteen vervoer om naar een winkel of eethuisje te gaan.

Nog meer vis en nog meer chinees, net als in de weken ervoor. Was het veel of was het weinig, het bedrag dat we per week per persoon uitgaven? Ik weet het echt niet. 


Reizen als student begin jaren 70
Toen ik pas studeerde, had ik een Duitse vriend (lees hier over mijn oude vlam).
Daar reisde ik regelmatig naar toe. Hoe deed ik dat?
Ik kende geen mede-studenten die een auto tot hun beschikking hadden. Ik ook niet, ik had ook geen rijbewijs, dat haalde ik pas op mijn 34e.
Dus niet met de auto, maar anders reizen was het devies!
Soms liftte ik van Groningen naar Arnhem en stapte daar op de trein. Soms reisde ik helemaal met de trein. Met de auto is het een afstand van ongeveer 600 km, met de trein deed ik er ongeveer een volle dag over. Nadat 2 vroegere klasgenoten flink in de problemen waren gekomen tijdens het liften, was het alleen liften van de baan. Beide klasgenoten liftten samen, één van hen vertrouwde de chauffeur niet en wilde niet verder mee. De ander wel. Dat was niet verstandig en diegene die bleef moest het helaas met de dood bekopen. Een verschrikkelijk verhaal waar ik hier verder niet over wil schrijven, maar het had veel impact. Je snapt dat de lol van het alleen liften er toen wel faliekant van af was.
Met de bus of met de trein dus.
Hoe kwam je er achter wanneer de bus reed? Daarvoor had je in iedere regio busboekjes. Ieder jaar opnieuw veranderde de dienstregeling, soms ingrijpend, soms enigszins. Het was dus handig om een recent busboekje te hebben, zodat je een dienstregeling kon raadplegen die up-to-date was.
Een kaartje kocht je in de bus.
Voor het reizen met de trein in Nederland had je het spoorboekje. Voor het reizen naar het buitenland, bijvoorbeeld naar het Saarland, raadpleegde ik een reisplanner op het station, een meneer of een mevrouw die het voor je uitzocht. Daar op het station was een kantoor en daar kon je binnenlopen en dan meldde je dat je volgende week vrijdag naar Saarbrücken wilde. Hoe zat het dan met de treinen? Waar overstappen? Hoeveel overstaptijd?
Soms moest je geruime tijd wachten op deze reisinformatie, je was meestal niet direct aan de beurt. Maar als je dan eindelijk aan de beurt was, dan kreeg je een keurig briefje met vertrek en aankomsttijden. 
Ook kon je op het station bij het loket Internationaal een kaartje kopen. Dat betaalde je met contant geld dat je bij je bank of in mijn geval het postkantoor (giro) gehaald had. Er was geen pin, de girobetaalkaarten waren er wel, maar ik kan mij niet herinneren dat ik die gebruikte.
Treinretours naar Duitsland waren er niet, in Duitsland moest opnieuw een treinkaartje gekocht worden voor de terugreis. Betaald werd dat kaartje in Duitse marken. Dat er ooit zoiets als een euro zou komen had ik in 1973 waarschijnlijk zeer verbazend gevonden!
Ik ging dus op pad met Nederlandse guldens en Duitse Marken. Dat was maar goed ook, want ik heb me een keer vergist en in plaats van de sneltrein, nam ik de stoptrein van Bonn naar Trier en toen was ik te laat voor de aansluitende trein naar mijn bestemming, zo'n 100 km verderop.
Om 11 uur 's avonds moest ik op zoek naar een slaapplaats voor de nacht! Wat is het dan nu een stuk gemakkelijker. Mijn Duitse vriend had geen telefoon in zijn huis en het telefoonnummer van zijn ouders, die een stuk verderop in de straat woonden, had ik niet meegenomen. Ik had er nooit bij stilgestaan dat dit van pas zou komen! Dan zonder internet of telefoon op zoek naar een slaapplaats in een stille nachtelijke stad. Ik ben op goed geluk door de stad gaan dwalen en kwam bij een Gasthaus. Het kostte nogal wat Marken, maar ik had in ieder geval een bed en een ontbijt! Daar in dat Gasthaus heb ik overnacht en ik ben de volgende dag verder gereisd.
Hi, hi, ik heb geprobeerd mijn vriend via telepathie te berichten. Mijn moeder was nogal telephatisch begaafd en ik deed serieuze een poging, want niet geschoten is altijd mis! Helaas kwam mijn boodschap absoluut niet over. Mijn vriend had niets in de gaten en maakte zich gewoon ongerust. Een hedendaags mobieltje is véél handiger.


Studeren in de jaren 70

In 1972 behaalde ik mijn Havodiploma en ging ik in Groningen studeren. Ik mocht van mijn ouders op kamers! Mijn iets oudere nichtje moest dagelijks met de trein van Leeuwarden naar Groningen, maar ik mocht op kamers!
Studeren in de zeventiger jaren was iets heel anders dan nu.
Wat was er allemaal anders?

- Hoe vind je in het computerloze tijdperk een kamer?
Ik ging naar de stad en las huis-aan-huis bladen bij een vriendin die al in Groningen woonde, ik ging langs kamerbemiddelingsbureaus. De Stichting Studentenhuisvesting hielp niet, want die was er voor studenten aan de universiteit en niet voor andere opleidingen.
Ik huurde vanaf half mei een piepklein kamertje in het centrum van de stad, met het idee dat ik van daaruit wel een grotere kamer kon vinden. Het kamertje was ca 2,5 x 2,5 meter. Heel erg klein, niet iets om lang in te blijven. Dus ik ging verder op zoek. Ik heb heel veel kamers gezien: zolderkamers die niet verwarmd konden worden, kamers waar je zelf moest zorgen voor een oliekachel.
Ik vond een kamer die wel geschikt was. In mijn nieuwe kamer stond een bed, een kast en een petroleumkachel. Die waren van de vorige huurster en ik kreeg deze spullen in bruikleen. Ze wilde gaan samenwonen met haar vriend, maar had voorlopig geen plek voor de spullen op de kamer. Ik vond het prima. Er was voor 2 mensen een gezamenlijk keukentje, we woonden met 4 mensen in het bovenhuis, op de 1e verdieping 2 meiden en boven 2 jongens die niet gebruik konden maken van de keuken.

- Mijn studentenkamer werd verwarmd door een petroleumkachel. Het was een Calmixkachel, een vrijwel reukloze petroleumvergasser. Gelukkig was hij aangesloten op de schoorsteen en konden de verbrandingsgassen afgevoerd worden. Maar komend uit het centraal verwarmde huis van mijn ouders was het wel even wennen met zo'n ding. Je moest hem iedere ochtend aansteken en ook als je weer thuiskwam, je moest regelmatig petroleum halen bij één van de winkeltjes in de buurt.
Medestudenten hadden soms een petroleumkachel die geen afvoer had en waar de verbrandingsgassen in hun kamer kwamen. Dat stonk behoorlijk en was volgens mij ook niet zonder gevaar. 

- Winkeltjes: in die tijd waren er in de (Indische)buurt nog heel veel winkeltjes. Direct om de hoek was een VIVO kruidenier, maar ook verderop waren nogal wat kleine winkels: groentewinkels, een winkel waar ze petroleum verkochten, een rookwaren/tijdschriftenwinkel. Als ik nu door diezelfde straten fiets, dan is er geen winkeltje meer te bekennen en moet je voor je boodschappen veel verder weg. Dat zijn dan wel grotere winkels, dat dan weer wel.

- Koken? De keuken was uitgerust met een tweepits kookplaat en er was een geisertje dat ook zorgde voor het douchewater. Geen koelkast, geen oven, alleen een kookplaat en een warmwatertappunt en verder niets. Je hóéfde als student niet te koken, er was ook zoiets als een studenten mensa waar je tegen betaling van weinig geld een maaltijd kon eten. In de studentenstad Groningen waren er 2. Het eten was er vrij goedkoop, maar zelf maken was nog steeds een stuk goedkoper. Om je een idee te geven: in Leiden is op dit moment nog steeds een mensa, daar verkopen ze doordeweeks een avondmaaltijd voor €4,47.

- In mijn studentenhuis was geen telefoon en een mobiele telefoon bestond nog niet. Ik belde zo nu en dan vanuit een telefooncel naar mijn ouders: ik kom dit weekend naar huis en neem een lading was mee. Of: ik kom niet naar huis, want ik ga naar een feest. Zij konden mij niet bereiken, hooguit door de auto te pakken en voor mijn deur te staan. Die telefooncellen werkten op kwartjes en guldens. Je moest altijd zorgen dat je voldoende kwartjes en guldens had, anders kon je niet bellen. Op zich was het vinden van een telefooncel geen punt, die waren overal in de stad, bijna op iedere hoek. Zijn er nu nog telefooncellen? Volgens mij helemaal niet, ik zou het tenminste niet weten.

- Hoe ging het met de huur? De huisbaas verhuurde de kamers illegaal. Er mocht niets gegireerd worden en onze namen mochten ook niet op de voordeur staan. Ik ben achteraf verbaasd over de gang van zaken. De huisbaas had de sleutel van de kamers en eiste dat op een bepaalde dag van de maand de huur in een enveloppe op de schoorsteenmantel stond. De man kwam dus iedere maand in mijn kamer! Hoezo privacy?

- De opleiding die ik deed, was de 2 jarige HBO opleiding Bibliotheek- en Dokumentatie Akademie. Tegenwoordig zouden we deze opleiding een associate degree noemen en niet een HBO opleiding, maar toen heette het HBO. De opleiding was pas gestart en de meeste leraren en leraressen kwamen rechtstreeks uit de praktijk en waren niet bijzonder goed geschoold in het lesgeven. Soms ging dat uiterst klungelig. Tegenwoordig zou dat niet meer kunnen, die mensen rechtstreeks uit de praktijk, je moet tegenwoordig papieren hebben op het gebied van pedagogisch didactische vaardigheden.
Er waren niet veel vakboeken op de markt. Het meeste lesmateriaal ging in de vorm van stencils die tijdens de lessen verspreid werden.

- Hoe wist je of je geslaagd was voor een tentamen? De uitslagen van tentamens hingen op lijsten bij de administratie. Daar kon je dus bij jouw naam zien of je het tentamen gehaald had. Overzichten van resultaten kreeg je niet, je moest in principe alle tentamens in 1 keer halen en als het niet anders kon, snel daarna een herkansing doen.

- Hoe kwam je aan geld? Er was nog niet zoiets als basisstudiefinanciering. Sommige arme studenten kregen een studiebeurs. Hun vaders (soms hun ouders, maar dat kwam weinig voor, want werkende moeders had je bijna niet) verdienden te weinig geld en dan had je als student recht op een studiebeurs. Mijn vader verdiende te veel, hij moest mij geld geven voor de studie en de kamerhuur. Daar stond wel wat tegenover, hij kreeg voor mij 3x kinderbijslag. Dat gold tot uitwonende studerende kinderen 27 jaar waren. Dan kreeg je als ouder niets meer en moest je de studie van je langstudeerder zelf bekostigen.

Vader Jo en schoonpa Jan

Mijn vader Jo was van augustus 1923 en mijn schoonvader Jan van januari 1924. Ze waren dus ongeveer even oud. Jo woonde in de provinciestad Leeuwarden en Jan op een klein dorp, ook in Friesland. Het leven was in de twintiger jaren niet gemakkelijk. Het was voor de gezinnen moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Jo kreeg nog 2 zussen, hij was de oudste. Jan was de 2e zoon, hij had nog 3 zussen. Hij was het middelste kind van de 5 kinderen.

Jan en Jo moesten, nadat ze de lagere school doorlopen hadden, werken voor de kost.
Jan in de slagerij van zijn vader, hij ging naast het werk overdag naar de handelsavondschool, want hij moest papieren hebben om eventueel ooit een bedrijfje of een winkel over te kunnen nemen.
Jo ging nog steeds naar school, naar de Mulo, maar daarnaast moest hij meewerken in de kleermakerij van zijn oom. Hij moest 's avonds en in het weekend op een fiets met een grote mand voorop kleding en rekeningen bezorgen bij klanten. Het was crisis, zeker na de beurskrach van 1929. Er was geen geld voor personeelsleden van buiten de familie, dus kinderen moesten vanaf hun 12e meehelpen om de kost te verdienen. Ook de winkeliers hadden het moeilijk, want mensen bezuinigden ook op vlees en kleding. Het was al heel wat dat Jo mocht doorleren, want dat kostte geld: geld voor boeken, voeding, kleding etc. Een kind dat fulltime werkt, brengt verdiensten mee naar huis en kost minder. Kinderbijslag was er nog niet, deze financiële tegemoetkoming werd in Nederland ingevoerd in 1941 en voor zelfstandigen zoals de vader van Jan, pas in 1951. Mijn vader Jo behaalde in 1939 zijn  Mulo diploma en ging aan het werk op een kantoor.

In mei 1940, toen Jo en Jan 16 jaar waren, brak de oorlog uit en vielen de nazi's Nederland binnen. In de eerste jaren werden deze jongeren nog met rust gelaten en konden ze blijven werken, maar vanaf 1942 werden Nederlandse mannen gedwongen in Duitsland te gaan werken. Door de oorlog waren veel Duitse mannen vertrokken, en soms ook op het slagveld gesneuveld, maar de Duitse (oorlogs-)industrie moest wel doordraaien. Daar waren werkkrachten voor nodig en die werden uit de bezette landen gehaald. Ook Jo en Jan moesten naar Duitsland, ze zagen geen kans om onder te duiken.
In de 2e wereldoorlog waren ruim een half miljoen Nederlandse mannen tewerkgesteld in Duitsland. In Nederland woonden toen 9 miljoen mensen.
Als gevolg van slechte huisvesting, gezondheidsproblemen, arbeidsongevallen of bombardementen kwamen er, naar schatting van het Rode Kruis, 30.000 landgenoten in Duitsland om het leven. Een onbekend aantal kwam terug met blijvend lichamelijk of psychisch leed.
In de loop van 1942 en ook in 1943 en 1944 zijn veel Nederlandse mannen naar Duitsland gevoerd om daar tewerkgesteld te worden.
Zo ook Jo en Jan. Wanneer zij vertrokken weet ik niet, Jan wilde er bijna niets over kwijt en mijn vader heb ik er niet naar gevraagd.

Vader Jo werkte eerst in Leipzig en later in Hof, in noord Beieren. Voor mijn vader was het een angstige tijd. Hij was homoseksueel en in Nederland werden homo's nauwelijks getolereerd, maar zeer zeker niet in Naziduitsland. Hoe zorg je dat je niet opvalt en niet met een roze driehoek in een concentratiekamp eindigt? Het was zeker niet gemakkelijk. De steden waar hij werkte werden gebombardeerd en er werd onder de dwangarbeiders honger geleden. In april 1945 is hij ternauwernood ontsnapt aan de brisantbommen en ander onheil dat op Hof neerdaalde. Hij vluchtte naar het platteland, waar in een dorpje een oorlogsweduwe zich over hem en nog een paar Nederlandse jongens ontfermde. Ze had twee zoons, één daarvan is in de oorlog gesneuveld, de andere kwam na de oorlog weer terug naar huis. Mijn vader is met deze weduwe en haar zoon en zijn gezin jarenlang bevriend geweest en we hebben daar als familie een aantal keren gelogeerd en zij omgekeerd ook bij ons.
Toen de oorlog afgelopen was, heeft mijn vader een aantal maanden voor de Amerikanen gewerkt als tolk. En dat kon je jaren later nog steeds merken, zijn Engels was geen British English, maar hij had een duidelijk Amerikaans accent. Tijdens dat laatste oorlogsjaar heeft mijn vader TBC opgelopen, waarvan hij pas eind 1953 genezen is verklaard.

Jan trof het slechter. Hij kwam in Duitsland eerst bij een boer op het platteland terecht, maar hij had zo'n heimwee, dat hij lopend teruggegaan is naar Friesland. Dagenlang heeft hij gelopen, maar thuis aangekomen werd hij voor straf naar kamp Amersfoort gestuurd en later in 1943 naar kamp Vught. Kamp Amersfoort was een concentratiekamp, op wikipedia lees ik het volgende: Amersfoort was een berucht kamp. Kampbeulen als de SS'er Kotälla maakten er de dienst uit, en werden door niets in hun wreedheid beperkt. 
Ik vermoed dat hij erg geleden heeft tijdens zijn verblijf in de concentratiekampen, maar hij zei er erg weinig over. Na de kampen is hij tewerkgesteld in een stad in het Ruhrgebied. Daar moest hij met een handkar lijken of gedeelten daarvan (dood door honger of bombardementen) op deze kar laden en naar de verzamelplaats brengen (een kerk misschien?) Hij durfde niet meer te ontsnappen, hij was te bang gefusilleerd te worden.

In mei 1945 waren Jo en Jan 21 jaar. Jonge jongens nog maar, maar met een heftig verleden. Jan was regelmatig heel depressief en zijn zoon, mijn ex-man, vond hem op een gegeven moment met een strop en een stoel. Hij kon voorkomen dat zijn vader zich ophing, maar er kon absoluut niet over gepraat worden. Hij moest beloven het stil te houden.

Jan was overigens goed bevriend met een aantal Duitse gezinnen die in zijn Friese dorp vlakbij de waddenzeekust een 2e huis kochten en daar in de zomermaanden verbleven. Het eerste vriendinnetje van mijn ex-man was een dochter van 1 van die families.

Mijn vader Jo heeft heel lang geprobeerd zijn homoseksualiteit te verbergen, trouwde en ging zelfs in therapie. Die therapie was overigens in die tijd niet ongebruikelijk. Er werd in de jaren 50 van de vorige eeuw vrij algemeen gedacht dat homoseksualiteit te "genezen" zou zijn. Maar het verhaal over mijn vaders homoseksualiteit, dat is een heel ander verhaal, waar ik heel misschien nog wel eens over zal schrijven.

Tante Marij

Tante Marij (1887) was de liefste tante van mijn vader. Eigenlijk heette ze Johanna Maria Elisabeth, vernoemd naar haar oma die uit een familie stamde waarvan veel leden regelmatig vanuit Leeuwarden naar de strafkolonies in Veenhuizen en Ommerschans "gedeporteerd" werden, omdat ze bedelden of dakloos waren. Deze strafkolonies zijn beschreven in Het Pauperparadijs en kortgeleden is er ook een tv documentaire in de serie "de ijzeren eeuw" aan gewijd.

Marij was het 3e kind van een gezin van 10 kinderen en het eerste meisje dat in leven bleef. Vier van de 10 overleden voor hun 3e jaar.
Volgens mijn vader was Marij ze pas op latere leeftijd getrouwd, omdat ze voor de huwelijksmarkt te onaantrekkelijk was. Ze kon geen man krijgen, zeg maar. Wat was er aan de hand? Marij had een klompvoet (klik), ook wel horrelvoet geheten, waardoor ze slecht liep. Ze was in 1887 geboren en in die tijd werd er weinig aan deze afwijking gedaan. Ik herinner me dat ze altijd speciale schoenen had.
Bij stamboomonderzoek kwam ik er, speurend in de digitale archieven, achter dat ze helemaal niet zo oud was toen ze trouwde. Ze was 29 jaar toen ze in 1917 met haar man Sim(ke) trouwde.
Haar man was voerman en later groenten- en aardappelventer, hij was 21 jaar ouder en was vader van 6 kinderen, waarvan ten tijde van het huwelijk 2 overleden waren. Toen Marij en Sim trouwden, waren de oudste twee dochters van Sim al als dienstmeid naar Groningen gegaan, de oudste zoon naar Heerlen en de 3e dochter vertrok in 1919 naar Den Haag en van daar naar Nederlands Indië.
Sim en Marij woonden in een klein huisje in de Fabriekssteeg, een woninkje met bedsteden, een ton en zonder douche. Het huisje had een dakkapel, net als de woningen hier beneden. Ze woonden in een kamertje op de bovenverdieping, daar hadden ze een eettafel bij het raam, in ieder geval toen ik een kind was en op bezoek kwam. Waarom niet beneden? Geen idee, misschien was het daar te vochtig?


Vergelijkbare eenkamerwoningen in Leeuwarden (Achter de Hoven, vlak bij de Fabriekssteeg)
De ouders van Marij, mijn overgrootouders, die beide 9 jaar ouder waren dan de echtgenoot van Marij, kwamen er vanaf 1934 bij in wonen. Mijn overgrootouders woonden er niet zo lang, zeker mijn overgrootmoeder niet, die is in datzelfde jaar overleden, misschien was de inwoning ook vooral om voor mijn overgrootmoeder te zorgen. Verpleeghuizen en bejaardenhuizen had je niet, in ieder geval niet voor mensen in de sociale klasse waarin mijn overgrootouders afkomstig waren. Marij en Sim woonden er nog heel lang. Ik ben nog wel met mijn vader in dat huisje op bezoek geweest.
Sim is in 1959 overleden, hij was toen 93 jaar. Ik vond hem een beetje griezelig, want hij pruimde en zijn snor en baard waren rond zijn mond gekleurd door de pruimtabak.
Maar tante Marij, zoals ook ik haar noemde, was heel lief, altijd vrolijk en gul met warmte een aandacht. Ze heeft zelf nooit kinderen gekregen en genoot van de kinderen en kleinkinderen van haar jongste broer (mijn opa). Mijn opa en oma woonden, toen mijn vader klein was, in dezelfde straat, ze waren praktisch buren, tante Marij heeft mijn vader mede opgevoed. Ook 1 van haar andere broers woonden in dezelfde straat. Marij was een klein vrouwtje en had van die glimmende, stralende bruine pret-ogen en een donkere huid en genoot van het leven, ondanks haar handicap. Al haar broers en zussen waren donker, 1 van haar broers had als bijnaam Zwarte Germ (Gerben).
Marij is erg oud geworden, ze verhuisde naar een verouderd bejaardentehuis aan de Haniasteeg, het vroegere Stads-armhuis. Daar woonde ook een broer van haar. Het was een huis met grote kamers. In de woonkamers woonden groepen bejaarden. In de slaapzalen stonden de bedden van deze ouderen. In de woonkamers zaten meerdere, verwarde, oude mensen bij elkaar aan een tafel. Privacy was volledig afwezig en communicatie was lastig, want de oom van mijn vader was nogal doof. Mijn vader moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. Diezelfde oom werd op een gegeven moment bedlegerig, dan bezochten we hem op de slaapzaal in datzelfde gasthuis.
Maar dit bejaardenhuis kreeg een nieuwbouw op een nieuwe locatie, met veel licht en ruimte en daar woonde Marij de laatste jaren van haar leven en daar had ze het geweldig naar haar zin. Ze kreeg een nieuwe vriend en luisterde naar muziek en reisde door Nederland, naar haar zuster en nichtje in Eindhoven. Dat kon immers met de AOW!
In ieder geval in 1973 was ze nog in leven, toen heeft mijn vader haar gefilmd, samen met mijn oma van moederskant. Ze gingen toen bij mijn jarige broer op bezoek. Die woonde toen ook in Leeuwarden.

Omdat het zo leuk is, nog meer over vroeger

Toen ik voor het blogje van 24 maart opzocht, wat de afstand was tussen de scholen en ons huis, toen kwam ik er achter, dat het buurhuis te koop stond! Ik kon een kijkje nemen in exact zo'n huis als waar ik tot mijn 9e jaar in woonde! Ik heb er niet zo lang gewoond, ik schat 6 jaar, op mijn 9e zijn we vertrokken.
Maar leuk dat het was om foto's te bekijken van het buurhuis!
Het is een klein huis, véél kleiner dan ik mij herinnerde!
Beneden is er een smalle gang met trap naar boeven, een kamer en suite met schuifdeuren en kasten ertussen en een erker. Boven zijn kleine slaapkamers en er is een zolder met vaste trap. Dat was destijds ook al zo. Onder de zoldertrap stond de grote groene kist die we meenamen op vakantie. Daarin bewaarde mijn moeder buiten de vakanties dekens.
De achterkamer beneden is 3.12 x 3.20 meter en de voorkamer is 4.10 x 3.78 meter. Verder is er een kleine, smalle keuken met een keldertje en een bijkeuken met wc en douche. Dit sanitair is op dezelfde plaats gebouwd als dat in ons huis rond 1960 gebeurde. Toen bouwden mijn oom (beroep metselaar) en mijn grootvader (beroep timmerman) een douche en een toilet en hoefden we niet meer in de tobbe en op de poepton!


Ton als toilet
Op de foto's van het buurhuis lijkt het allemaal zo klein! Door die foto's komen er veel herinneringen van 53 jaar geleden weer terug. Verbazend eigenlijk! De kleuren in de gang en van de trapleuning waren donkerrood/bruin, volgens mij heet die kleur oxblood rood. Op de foto's kan ik "ons" huis gedeeltelijk zien en de ramen zijn nog hetzelfde! In al die jaren niets veranderd.
De afmetingen van mijn slaapkamer waren 3.70 x 2.40 meter en die van mijn broertje 2.49 x 2.62.
De woning die nu te koop staat, werd in die jaren bewoond door een gezin met 10 kinderen en verder woonde er een oma bij in.  Oma sliep waarschijnlijk in het kleinste slaapkamertje. De meiden in de slaapkamer van 3.70 x 2.40 en de jongens op zolder. Het huis heeft nu een G-energielabel, dat zal in de jaren 50 niet anders zijn geweest, waarschijnlijk was het kouder en nog minder comfortabel, want nu heeft het huis deels dubbel glas. Ik bewoon nu in mijn eentje een veel comfortabeler en ruimer huis dan dat die 13 buren van ons bewoonden.
Op dit moment staan beide buurhuizen te koop, zowel aan de ene kant als aan de andere kant. Voor het ene, nogal wat verouderde huis, waar ik hierboven over schreef, wordt 85.000 euro gevraagd (Klik). Het andere huis is eigentijdser, zelfs de toendertijd ijskoude zolder is bewoonbaar gemaakt. Daar wordt 125.000 euro voor gevraagd. Overigens heb ik mij vergist, in dit laatste huis woonden rond 1960 welgeteld 13 mensen. In dat andere huis woonden alleen een echtpaar met hun puberzoon.

Nog meer over school: leren lezen deed ik met het leesplankje en de bijbehorende letters.


Ik denk dat dit leesplankje in 1959 al wel tamelijk ouderwets was, maar mijn school gebruikte het nog wel. Ook hing de bijbehorende plaat van Jetses aan de muur.


En dan de rapporten op de lagere school ( nu basisschool groep 3 t/m 8)
De vakken die er op stonden waren:
lezen
schrijven
rekenen
Nederlandse taal
vaderlandse geschiedenis
kennis der natuur
zingen
tekenen
lichamelijke oefening
nuttige handwerken - alléén voor de meisjes
handenarbeid - alléén voor de jongens
vlijt
gedrag
Uiteraard werden er cijfers gegeven en bestond het rapport niet uit verhaaltjes.
Ik was slecht in gymnastiek, ik grossierde in vijven.
Achten werden zelden gegeven. Ik was braaf en vlijtig, dus daar wel vaak achten, maar verder alleen 3 keer voor nuttige handwerken. Verder waren het meest zessen en zes-en-een-halven. Beetje jammer, want voor achten kreeg ik een bonus van mijn opa in de vorm van een gulden.
Helaas heb ik het voor lezen, taal en rekenen nooit verder geschopt dan hooguit een 7,5, maar meestal kwam ik daar helemaal niet aan toe. Ik had toen geen idee dat ik ooit nog een aantal jaren onderwijs zou volgen aan een universiteit.
Lag het aan de rapporten dat ik geen idee had van mijn toekomstperspectief?
Nee, dat denk ik niet. Als ik de rapporten van jongste dochter doorlees, heb ik ook absoluut niet het idee dat daar nu een toekomstige Master-student biologie uit zou groeien.

Zuinigheid en armoede vroeger


Verhalen over hoe het vroeger ging zijn zeker niet alleen maar leuk. Er is soms sprake van bittere armoede, waarbij kleding tot de draad versleten werd en schoenen al lang vervangen hadden moeten worden. Kou en honger lijden hoorden zeker ook daarbij.
Want wat doe je in de winter, als je geen werk hebt of te weinig hebt om van te leven en te veel om van dood te gaan? Dan probeer je eerst en vooral zo veel mogelijk eten bij elkaar te scharrelen. Die turf of dat hout, dat is voor later zorg.

Ik heb mijn eigen stamboom langs alle lijnen zo ver mogelijk nageplozen.
In de lijn van mijn vader (zijn betovergrootmoeder) kom ik tot 1530 en langs de lijn van een betovergrootmoeder van mijn moeder kom ik tot 1545.
Iedereen leefde in de dorpen op het Friese platteland, een enkeling in de provinciestad Leeuwarden.

Waar leefden die mensen van?
Ik vind dagloners, een knecht in het tuchthuis, arbeider, boerenknechten, melkers, schippers, vissers, een tabaksverversknecht, landlopers en bedelaars (die dan vervolgens naar de strafkoloniën van weldadigheid worden gestuurd om hun leven te beteren, over mijn eigen familie: klik ook hier)
Allemaal geen vetpot lijkt mij. De meesten waren analfabeet.
Ik heb geen idee hoe het zat met de welvaart. Is er honger geleden? Mogelijk wel. De gezinnen waren vaak groot. Waren lonen toereikend voor de levenswijze die de mensen hadden? Kinderen moesten al heel snel werken: als dienstmeisje, jongste knecht, soms hielpen ze mee in het eigen bedrijfje. Misschien viel het door de kinderarbeid met de armoede ook wel mee. Aan de leeftijd bij overlijden en het aantal kinderen dat in leven blijft is ook wel het een en ander af te lezen.
Mijn overgrootvaders werden  73, 84, 89 en 89. Mijn betovergrootvaders werden 47, 74, 47, 54, 53, 87, 59, 86.
Mijn overgrootmoeders werden 65, 64, 77 en 83. Mijn betovergrootmoeders werden 77, 83, 67, 75, 89, 60, 36, 54. Je ziet in de generatie van de betovergrootouders nogal wat uitschieters, zowel naar boven als naar beneden. Voor zover ik weet, is nooit bekend geworden waar de vrouw die op 36 jarige leeftijd overleed, aan gestorven is. Kanker? Een hartkwaal die niet behandeld werd? We zullen het nooit weten. Ze was de moeder van een van mijn overgrootvaders die 89 jaar werd. Dus zo slecht zullen de genen ook weer niet geweest zijn. Misschien armoede, honger en gebrek?

De betovergrootmoeder die 54 werd, baarde 13 kinderen, waarvan 6 levenloos geboren en 3 overleden als zuigeling. Op zich een hartverscheurend drama, zoveel zwangerschappen en maar vier kinderen. Jantje, haar oudste dochter, de oma van mijn vader, was analfabete. Maar twee kinderen, dochters, blijven in Friesland. Haar zoon en jongste dochter emigreren naar de VS, waarschijnlijk op zoek naar een beter leven. Die zoon sterf op 94 jarige leeftijd in Grand Rapids USA.

Ik weet uit de verhalen van mijn schoonmoeder dat er ook op een kleine boerderij in de jaren 30 van de vorige eeuw armoede heerste. Die kachel, die in de woonkamer stond, die bleef niet zo lang aan. Tussen half april en eind oktober werd er standaard niet gestookt. De 4 kinderen hadden samen de beschikking over 1 fiets, voor de rest was het lopen.  Mijn schoonmoeder was van 1927 en twee jaar later was het wereldwijd crisis. Ook in Noord-Oost Friesland waren de gevolgen van die crisis maar al te zeer voelbaar. Zuinigheid was noodgedwongen, want wat moesten ze anders?

Pasen vroeger

 Vandaag is het Pasen.
Hoe ging dat vroeger, in het gezin waarin ik opgroeide?
We waren buitenkerkelijk.
Pasen was helemaal niets bijzonders en de commercie speelde een veel kleinere rol dan nu. We gingen niet naar de kerk en hadden gewoon een lang weekend. We hadden geen paastakken, geen gele paasbloemen, we gingen niet eieren zoeken. Ik herinner me een zakje chocolade eitjes op een schaaltje en op paaszondag een gekookt eitje, maar dat eitje kregen we iedere zondag. Dat hoorde bij de zondag.  Geen paasbrunch, geen extra feestelijk eten. Een beetje saai eigenlijk toen ik een kind was.

Toen mijn kinderen heel klein waren, toen ging een vriendin in haar tuin eieren verstoppen voor haar dochtertje. Dat dochtertje mocht zoeken. Dat leek mij voor mijn dochters ook heel leuk, dus heb ik chocolade-eieren gekocht en vanaf dat moment werden er in de tuin paaseieren gezocht. Zowel de kinderen als ik vonden het geweldig leuk. Al die mooie eieren in gekleurd zilverpapier!
Ik moest goed onthouden waar ik ze verstopt had, dan kon ik in geval van problemen bij het vinden, hints geven: warm, warmer, koud, kouder, al naar gelang de afstand tussen het kind en de nog aanwezige eieren. Zo kwamen bijna alle eieren uiteindelijk in een grote schaal te liggen en werden dan verdeeld over de beide kinderen. Oudste is bijna 3 jaar ouder. Die was een stuk beter in zoeken van de eitjes en zijzelf en ik vonden het niet eerlijk dat de beste vinder meer eitjes kreeg dan diegene die niet zo goed was in het vinden van eitjes.


Dochters en ik hebben het erg lang volgehouden, dat eieren zoeken. Het was veel te leuk om mee te stoppen! Ook hadden we paastakken met papieren eieren en van die gele kuikentjes als versiering in huis en narcissen. En zo werd Pasen bij ons het feest van de ontluikende natuur.

Ik heb op zolder een grote doos met paas placemats, een glazen kipje om paaseitjes in te doen, papieren eieren die als versiering in een paastak kunnen en nog veel meer. Op dit moment heb ik er niets van in gebruik, maar als hier op een goede dag kleinkinderen rondhuppelen, dan haal ik alles van zolder en maken we er hier een voorjaarshuis van.

Ik heb nu alleen bloeiende mininarcissen in een geel potje in de vorm van een open eierdop.

Fijne paasdagen

Vroeger: wonen in de 50-tiger jaren

Ik ben uit 1952 en ik kan me nog veel herinneren van de vijftiger jaren, hoe de woningen ingericht waren en welke apparatuur wij bezaten. Vooral de huizen van mijn ouders en mijn grootouders staan me nog scherp voor de geest.
Deze woningen waren alle drie koophuizen, gebouwd in de jaren 20 van de vorige eeuw.
Ik ga alle vertrekken langs om jullie een indruk te geven:
De keuken: in de onverwarmde keuken bevond zich een 2 pits- of 3 pits- gasstel, een oven had niemand in mijn familie. Wij hadden een geiser in de keuken voor warm tapwater. Mijn grootouders hadden geen warmwatervoorziening, die maakten water warm in pannen en ketels, ook voor de was. We hadden verder geen elektrische apparaten in de keuken, ook geen wasmachine, centrifuge of zo.
Mijn ene stel grootouders had geen keuken, die grootouders hadden een mini-aanrechtje met kraan in de achterkamer en verder een tafeltje met een gasstel er op. Afgewassen werd er op de keukentafel. Het was een soort woonkeuken.
De woningen hadden een kamer en suite. Tussen de voorkamer en de achterkamer bevonden zich schuifdeuren met raampjes. De achterkamer was meestal de kleinste van de twee kamers en suite. Mijn grootouders gebruikten doordeweeks 1 kamer, namelijk de achterkamer. Daar stond een eettafel en daar werd geleefd. De andere kamer werd in de winter vrijwel niet gebruikt, bij het ene stel was de achterkamer een woonkeuken. Deze kamers werden in de winter verwarmd met 2 kolenkachels. Alleen bij ons waren beide kachels in de winter dagelijks in gebruik, bij mij grootouders niet.
De huizen bezaten geen wc en geen douche of bad. Achter in de bijkeuken was een tonnetje voor de plas en de poep en boven was 1 wastafel en dat was alle sanitair dat er was.
Boven waren onverwarmde slaapkamers. Hoewel, bij mijn ene stel grootouders was de bovenverdieping verbouwd, want daar woonden vanaf 1950 mijn oom en tante met mijn neef en mijn nicht. Een slaapkamer was verbouwd tot woon-slaapkamer en daar was een kachel. Eén slaapkamer werd gebruikt door mijn opa en oma en een slaapkamertje was verbouwd tot keukentje en daar was de trap naar de zolder. Mijn neef en nichtje sliepen op zolder. Daar woonden ze dus met 6 mensen in één huis, met 2 woonkamers en 2 keukentjes.
Elektrische apparaten, in alle woningen hadden mijn familieleden de beschikking over 1 strijkijzer, 1 stofzuiger, 1 radio (of distributie). Verdere apparaten waren er niet.
Woningnood. In de 2e wereldoorlog was er vrijwel niet gebouwd, maar door bombardementen waren er wel woningen beschadigd of in puin gegooid. In Leeuwarden bevond (of eigenlijk bevind) zich een militair vliegveld en dat was een doelwit voor de geallieerde bombardementen en er ging wel eens wat mis en dan werden woningen getroffen.

Toen mijn ouders in januari 1952 trouwden, toen moesten ze door de woningnood op kamers wonen. Bij de ouders was geen plaats meer. Mijn vaders 15-jarige zusje woonde nog thuis en in het andere huis, van de ouders van mijn moeder, woonden mijn oom en tante met hun gezin.
Dus woonden ze bij een mevrouw op kamers. Vlak nadat ik geboren ben, konden mijn ouders verhuizen naar een kleine flat, op de eerste verdieping. Van dat huis weet ik eigenlijk niets meer. Mijn ouders hebben toen ik 3 was, een woning gekocht en over die woning vertel ik in deze blog.

Tuin Zowel wij als mijn grootouders hadden een tuin. Ik herinner mij een rode klimroos, lathyrus langs kippengaas, zinnias, petunias, een grote (stoof)perenboom, een achtertuin met witte legkippen in een kippenhok, sla, worteltjes en sperzieboontjes. Bij ons thuis een duivenhok, een zandbak en ik had een eigen tuintje waarin ik goudsbloemen mocht zaaien!
Onze woonkamer had openslaande deuren naar de achtertuin en dan stond je dus zó vanuit de woonkamer in de tuin. Ik vind het nog steeds heerlijk dat ik in mijn woonkamer een achterdeur heb, zodat ik binnen toch een beetje buiten ben. 

Nog meer over vroeger

Denkend over de verschillen tussen mijn vroege kindertijd en nu kom ik op nog veel meer verschillen.
Bijvoorbeeld de SCHOOL:
in de school waren kale houten vloeren, kolenkachels en schoolbanken, waar je met zijn tweeën in zat. Zie ook onderstaand plaatje. In de klas stonden 3 rijen van 6 banken, er pasten dus 36 kinderen in een klas.


Houten schoolbank
Ik ben alleen op de allereerste schooldag door mijn moeder naar school gebracht. Als 4 jarige naar de kleuterschool en als 6 jarige naar de lagere school. Er stonden na schooltijd nooit ouders te wachten op hun kinderen. Niet met fietsen en uiteraard niet met auto's, want die had niemand bij ons in de buurt. Ik liep gewoon zelf naar school en ging na schooltijd weer naar huis. Ik kan me geen moeders herinneren, en vaders al helemáál niet. De weg van huis naar school was maar een klein stukje lopen, dus dat ging prima! Ik heb het nagezocht: de kleuterschool was op nog geen 400 meter van ons huis en de lagere school was op nog geen 600 meter afstand van ons huis.
Het was de buurt waar mijn moeder opgegroeid was, zij was naar dezelfde scholen gegaan als ik. Haar ouders, mijn grootouders dus, die woonden tussen de lagere school en ons huis in, op nog geen 200 meter van ons huis. Ik ging na schooltijd en soms ook voor schooltijd vaak even bij hen langs.
Tot mijn 9e kende ik geen schoolreisjes, daar deed die school niet aan. Pas toen we verhuisden naar Drachten en ik op een andere school kwam, maakte ik kennis met het fenomeen schoolreisjes. Met zijn allen in de bus een dag door Nederland! Het was een hele belevenis!
Aan de nieuwe school deden ze ook aan schoolzwemmen. Ik had het eerste seizoen gemist (of misschien wel 2?), want toen zat ik nog in Leeuwarden op school en had een achterstand op dit gebied. Samen met 1 jongen die moeite had met leren zwemmen, kreeg ik min op meer privélessen in het ondiepe bad.

VOLWASSENENSPORT
Toen ik een kind was kende ik geen enkele volwassene die sportte. Mijn jongste tante was 15 jaar ouder dan ik en die deed, toen ik klein was, aan korfbal. Nadat ze op haar 22e trouwde, stopte ze met deze sport. Van mijn ouders weet ik helemaal niet of ze ooit aan sport deden. Mijn vader had een enorme hekel aan voetbal en ik weet zeker dat ze als volwassenen niet sportten. Mijn ooms en tantes deden dat ook niet, geen enkele ambitie. Ik denk dat mijn grootouders hogelijk verbaasd zouden zijn als ze al die joggers op leeftijd zouden zien die tegenwoordig overal actief zijn.


MUZIEKLES
Muziekles en het hebben en bespelen van een instrument was niet voor ons soort mensen. Mijn ouders hadden ook nooit les gehad, te arm. Ik kreeg geen lessen, geen aanmoediging,  niets. Ik had in Drachten een klasgenoot die piano speelde. Haar haalde ik vaak op, op weg naar school. Terwijl zij oefende, deed haar moeder haar lange haren in een vlecht. Ik vond het prachtig, ook die lange haren! Ik had zelf een heel kort en gemakkelijk "rattenkopje", zo heette dat toen als je kort haar had.
Volgens mij was vriendin niet zo heel blij met het feit dat ze moest pianospelen, maar ze kreeg in ieder geval de kans om te spelen.

VLIEGTUIGEN
Op een zomerdag gingen we met Duitse vrienden van mijn ouders en hun dochter (zijn moeder had mijn vader gered toen hij als dwangarbeider in 1945 ausbombardiert was) naar Schiphol. Het moet in rond 1960 geweest zijn. We gingen met een VW kever met 4 volwassenen en 3 kinderen van Leeuwarden over de Afsluitdijk naar Schiphol. Een ongelooflijke belevenis voor iedereen! We waren allemaal nog nooit over de Afsluitdijk gereden. Wat een lange dijk was dat! En dat hield zo maar de zee tegen! Ik had überhaupt bijna nog nooit in een auto gezeten.
Vervolgens gingen we door naar Schiphol. Sightseeing!
Ik herinner me dat er op de eerste verdieping van een tamelijk klein gebouw een terras was, waar je de vliegtuigen kon zien landen en vertrekken en daar heb ik op internet een foto van gevonden. 
Schiphol 1959, met links de verkeerstoren, het terras dat ik me herinner, moet het terras rechtsboven zijn, met de parasols.
Passagiers wandelden gewoon naar de vliegtuigtrap en stapten in het vliegtuig. Toen ik járen later (in 1975) weer op Schiphol was, was de luchthaven volledig en onherkenbaar veranderd. Het gebouw dat ik destijds in 1960 gezien heb, schijnt ook op een andere plaats te hebben gestaan. Weer flink wat jaren later, rond 2005, kwam ik weer op Schiphol en wéér was de luchthaven helemaal anders.
Ik ging in dat jaar, net als in 1975, naar Majorca. Ook daar was de luchthaven totaal anders dan in 1975. Absoluut niet meer terug te herkennen.

Toen ik een kind was, was er niemand in mijn omgeving die op vliegvakantie ging. Het leek onbestaanbaar dat mijn ouders, of mijn broer of ik ooit zouden vliegen! Vliegen was zo'n luxe, ook als mijn vader voor het bedrijf waar hij werkte op reis moest, dan ging hij òf met de auto, òf met de trein, maar niet met het vliegtuig. Na de groei van de welvaart in de zestiger en zeventiger jaren werd dat anders. In 1975 ging ik voor het eerst met een goedkope chartervlucht naar Spanje, naar Mallorca. Er zouden méér vliegtochten naar Spanje en Griekenland volgen en tegenwoordig is het al heel gewoon om te vliegen, ook voor een weekend. Mijn ouders vlogen in de jaren 80 ieder jaar naar Torremolinos en mijn broer gaat al bijna 30 jaar iedere zomer naar een Grieks eiland, en soms nog wel een keer extra. Altijd naar dezelfde plek.  

Vroeger, ruim een halve eeuw geleden

Al veel vaker heb ik over vroeger geschreven en over mijn verbazing over alles wat er in de afgelopen decennia veranderd is en vooral ook het tempo waarmee dit gebeurde. De afgelopen weken las ik het boek "Gouden jaren" van Annegreet van Bergen. Ik leende het boek uit de bibliotheek. 
Zij noemt in haar boek dingen die voor mij zó gewoon waren, dat ik er in  mijn berichten niet over geschreven heb. Dit bericht is geen boekbespreking, maar mijn ervaringen naar aanleiding van haar boek.

Bijvoorbeeld over de telefoon. Tot 1962 kende ik het fenomeen telefoon helemaal niet. Mijn familie had geen telefoon, gewoon niemand. De communicatie ging schriftelijk, per brief, of mondeling. Toen mijn opa in 1960 in het ziekenhuis lag, omdat hij een zware hartaanval had gehad, toen fietste mijn oma in de stad Leeuwarden bij haar 3 kinderen langs en stond ze huilend bij ons aan de deur om het te vertellen. Niemand had telefoon, dus dat was dé manier. In "Gouden Jaren" schrijft Van Bergen over mensen die naar de buren gingen om te bellen. Onze buren hadden al evenmin telefoon, dus dat hielp niet.
Als we naar de huisarts moesten, dan gingen we naar het spreekuur. Er waren geen nummertjes, je vroeg wie de laatste was die binnengekomen was en je wachtte geduldig tot je aan de beurt was. Als we te ziek waren en de huisarts op visite moest komen, dan fietste mijn vader langs de huisarts en vroeg een visite aan.
In 1962 gingen we wonen in een bedrijfswoning die boven het bedrijf was waar mijn vader werkte. Daar was telefoon, omdat er buiten kantoortijd telefoontjes konden komen voor het bedrijf. Mijn vader werkte als hoofd van de exportafdeling. Ik kreeg de schrik van mijn leven toen ik op een avond, als 10 jarige, een Amerikaan uit Chicago aan de telefoon kreeg die een order door wilde bellen. Ik kende geen woord Engels! Niet zo raar als je bedenkt dat er op tv geen Engelstalige programma's waren.
Ook belden telefonistes om een telegram door te bellen. Hoe ging dat, zo'n telegram? Je stuurt vanuit een ver land een korte tekst en die wordt dan de volgende dag als brief afgeleverd. De tekst werd tevens telefonisch doorgegeven. De telefoniste spelde de veelal Engelse, maar soms ook Franse tekst en ik moest dat letter voor letter noteren.
Nu gebeurt dergelijke communicatie bijna 100% digitaal, maar bedrijven hadden toen nog geen computers.

Een ander voorbeeld: het salaris
Mijn vader kreeg in een papieren zakje zijn loon mee naar huis. Dat loon werd door mijn moeder op de cent nauwkeurig nageteld om te checken of het klopte.
Mijn ouders hadden geen verdeeldoos, maar wel een kasboek, waarin ze werkelijk alles noteerden.


Verdeeldoos
In de jaren 50 hadden ze geen bankrekening, wel een spaarbankboekje. Om geld op je spaarrekening te zetten, ging je met het geld naar de bank om dit geld op je spaarrekening te storten.


Nog een voorbeeld: tandzorg
Toen ik een kind was, waren er veel klasgenoten die nooit naar de tandarts gingen. Dat was waarschijnlijk voor veel mensen te duur. Mijn moeder, mijn broer en ik gingen wel en ik heb tot mijn 18e een volkomen gaaf gebit gehad. Op de lagere school kwam de schooltandarts langs. Er werd een bus bij de school geparkeerd en alle kinderen kwamen aan de beurt. Er werd geboord en gevuld dat het een lieve lust was. Ik hoefde na 1 keer niet weer terug te komen, aan mijn gebit was geen eer te behalen, dat was in orde. Klasgenoten waren heel erg bang voor deze tandarts, ik was heel blij dat hij mij niet onder handen hoefde te nemen!

En dan de tv: In 1962 zond de televisie 26 uur per week (!!) uit. En wat kon je ontvangen? Er was 1 zender, maar verder niet, wat later in de jaren 60, in 1964, kwam er een 2e zender bij. Daarvoor kocht mijn vader een speciaal kastje en met dat kastje kon je de andere zender kiezen. Keuze!
Wat een luxe was dat!
Maar let wel!
Tot 1967 waren de beelden in zwart-wit. Pas vanaf 1967 kwam de kleuren tv. Ik weet niet meer wanneer we in ons gezin een kleuren tv hebben aangeschaft. Onze eerste tv was gekocht in 1962, het heeft vast en zeker langer dan 5 jaar geduurd voordat deze tv kapot was en er een nieuwe aangeschaft moest/kon worden.

Vakanties: in Gouden Jaren lees ik dat heel veel Nederlanders in de jaren 50 niet op vakantie gingen. Dan waren wij toch wel bevoorrecht. We gingen tot mijn 7e ieder jaar een aantal weken naar de bossen. Mijn oom woonde vlak bij de Drentse bossen, hij was metselaar en hij had op zijn erf 4 zomerhuisjes gebouwd. Eenvoudige huisjes, zonder sanitair, maar wel met een keukentje. Het sanitair bestond uit 2 (stinkende) wc's achter het woonhuis van mijn oom en tante. Thuis wasten we ons bij de kraan of in de tobbe, en dat deden we dus op vakantie ook. Het was erg leuk in het zomerhuis van mijn oom en tante! Ik kon met mijn neef en nicht, die niet veel in leeftijd met mij verschilden, altijd heerlijk spelen en ook in de andere huisjes waren kinderen van dezelfde leeftijd om mee te spelen. Mijn ouders hadden hun fiets mee en ik heb daar leren fietsen op de fiets van mijn nichtje. Mijn vader had niet zo lang vakantie, die ging op zondagavond weer op de fiets (+ 60 km) naar huis om te gaan werken. Ik heb geen idee meer hoe we er kwamen. Misschien met de bus, misschien ook met op de fiets? Ik weet wel dat we daar altijd fietsten. Mijn broer en ik zaten we bij onze ouders achterop de fiets. Onze bagage werd in een grote groene kist met een scharnierend deksel door een vrachtrijder vervoerd. In witte letters stond op die kist de naam van mijn vader. Die vrachtrijder haalde de kist en misschien ook de fietsen van mijn ouders met een vrachtauto bij ons huis af en bracht deze spullen naar het huis van mijn oom en tante.
Later, toen mijn oom en tante niet meer in het bos woonden, gingen we naar Vlieland, in een tenthuisje. Ook daar hadden we die kist die naar het eiland gebracht werd. Wij gingen zelf met de trein en de boot naar Vlieland. Onze spullen werden voor een deel voor ons vervoerd.  

Wassen vroeger

Ik vind het altijd leuk om het over vroeger te hebben en dan heb ik het over de vroege jaren 50. Toen werd er zuinig gewassen, zowel wat beddengoed betreft als het badderen en douchen.
Hoe ging dat in zijn werk?


In de winter nam de kachel een heel belangrijke plaats in, we werden als kinderen namelijk voor de kachel in de grijze zinken tobbe gewassen.  Niet samen in 1 tobbe, maar eerst het ene kind en vervolgens het andere kind in hetzelfde waswater. We hadden geen douche en de tobbe was vrij klein. Mijn ouders kunnen er niet in gepast hebben. Waarschijnlijk wasten die zich aan de wastafel waar alleen koud stromend water was. We werden ingezeept en weer afgespoeld en vervolgens droogden we ons voor de kachel af en trokken we onze flanellen pyjama's aan en gingen met een kruik naar bed. Die kruik die lag er overigens vaak al in, zodat het bed al lekker voorverwarmd was.
Mijn broertje en ik gebruikten hetzelfde water. Hoeveel zal het geweest zijn per wasbeurt? 30 à 40 liter? Helemaal geen water dat meteen weer door het douchepuntje spoelt. Alleen het water voor de tobbe werd verwarmd en dat gebeurde vaak in een grote pan die de hele dag op de kachel stond.



kolenkachel (afbeelding openluchtmuseum)

Het wassen van kleding en handdoeken, washandjes, theedoeken en bedtextiel ging in diezelfde tobbe en in kleinere teilen. Het witte ondergoed werd eerst in een teil met zeep even opgekookt op de kookplaat. Met een stok haalde mijn moeder het ondergoed uit het hete sop en werd het in de tobbe in het spoelwater gedaan. Vervolgens ging het andere textiel in het al wat afgekoelde sop.
Mijn moeder waste op een wasbord. Daarop werden de vlekken geboend tot het wasgoed schoon was.
Wasbord



Wringer
Mijn moeder had geen centrifuge, maar wel een wringer. In deze wringer werd het wasgoed behoorlijk droog geperst. In de winter werd het wasgoed na een aantal spoelbeurten op wasrekken rond de kachels in de voor- en achterkamer gehangen. Dat drogen voor de kachel gaf een heel speciale geur, herinner ik mij.
Kachelrek
Veel werd er niet gewassen. Ik droeg vaak een week lang dezelfde kleren, hetzelfde hemd, hetzelfde rokje, dezelfde bloes en dezelfde sokken. Alleen de onderbroek ging vaker in de was.
Het beddengoed werd 1x per 14 dagen gewassen. Het onderlaken werd verschoond en het laken dat in eerste instantie bovenlaken was, werd onderlaken. Er kwam dan een schoon bovenlaken op de bedden. Geen dekbedhoezen, die kenden we niet, de dekbedden kwamen pas ergens in de jaren 70 in de mode.
We gebruikten een week lang de zelfde handdoek en douchen na gymnastiek was er op school niet bij. Ik herinner mij overigens toch geen gymnastiek op school. Vlak voordat ik verhuisde werd er bij de school een gymlokaal gebouwd, zodat de school een eigen gymlokaal had. Ik kan mij niet herinneren dat ik daar nog geweest ben.

De hoeveelheden wasgoed waren aanmerkelijk kleiner. Geen wonder denk ik, dat wassen op de hand was toch al een hele klus.

Oude gewoontes

Volgens mij ben ik toch behoorlijk vastgeroest aan oude gewoontes. Op zich goede gewoontes: spaarzaam, zuinig, niet veeleisend, maar het kan wel een onsje minder.
Ik heb lang van een minimuminkomen geleefd: studiebeurs, bijstand, een laag arbeidsinkomen.
Toen was het nodig om  zuinig te zijn, om op de centen te letten en vooral niet te veel uit te geven.
Nu ik mijn hypotheek voor een groot deel heb afgelost, kan het best wel wat minder zuinig, alleen dat gaat me helemaal niet zo gemakkelijk af.
Mijn spaargeld neemt toe en ik zou minder zuinig kunnen zijn, maar tja hoe doe je dat? 
Ik kies altijd het zuinige alternatief en heb absoluut geen gat in mijn hand. Misschien moet ik leren om een klein gaatje te kweken, zodat ik wat makkelijker geld uitgeef.
Ik wilde bijvoorbeeld op mijn vrije dag, of de avond voorafgaande aan mijn vrije dag wel eens een creatieve cursus doen. Acht lessen kosten een kleine 200 euro!  Dat is veel geld voor een zuinigerd zoals ik! Mijn eerste reactie was: veel te veel geld, laat maar.
Maar ...... ik ga het wel doen! Ik heb tenslotte het geld en waarom ook niet?
Ik twijfel nog tussen edelsmeden, portret- of dieren boetseren en beeldhouwen. Misschien doe ik ze in de komende jaren wel allemaal. Een cadeautje voor mijzelf!

Ik ga het vaker doen, leuke, mooie dingen voor mijzelf kopen:
vaker naar de kapper
mooie kleding kopen
nieuwe etensborden
Het geld is er wel, dus waarom niet?
Ik heb vorige week ook heerlijke geurkaarsen gekocht van Yankee Candle. Duur, maar de geur is fantastisch, ik ga er niet van hoesten en benauwd word ik er ook niet van. Ik ervaar het als een enorme verwennerij, deze kaarsen.

Nog meer over vroeger

Ik vind het heel leuk om te schrijven over wat er vroeger allemaal anders was. Dus vandaag nog maar een vervolg. Nu niet over eten dat je nu in de supermarkt koopt, maar over andere consumenten zaken.

Vervoer:

toen ik een klein kind was, zo rond 1955, had bijna niemand een auto. Straten waren vrijwel autovrij en je kon overal spelen zonder bang te zijn dat er een auto aan kwam. Alleen op grote, doorgaande straten reed wel eens een auto of een vrachtwagen. Als je ergens naar toe ging en het was niet al te ver, dan ging je of lopend of op de fiets. Verder was er de bus.  Voor een reis met de bus kocht je een kaartje bij de chauffeur

Ik herinner mij nog vaag dat er zelfs fietsen bovenop de bus vervoerd werden. Ik heb er een plaatje van kunnen vinden.
Bussen met fietsenrekjes bovenop
van het web
Verder ging je met de trein. Nu ging ik niet vaak met de trein, maar ik ben wel eens geheel zelfstandig met de trein naar Utrecht geweest. Dat moet voor mijn 9e verjaardag geweest zijn. Mijn moeder zette mij in Leeuwarden op de trein en mijn "tante" (eigenlijk de zus van mijn oma) haalde mij in Utrecht op en dan ging ik bij haar logeren. Deze tante had zelf geen kleinkinderen en leende als het ware een kleinkind van haar oudste zus. Ik kan mij niet herinneren dat ik het raar vond om alleen te reizen of dat ik bang was of zo. In ieder klein plaatsje was een station, en je kocht een kaartje. Zo'n klein, hard kartonnen kaartje, waar de conducteur met een tang een gaatje in knipte.

Telefoon of andere manieren van communicatie:
Niemand die ik kende had telefoon. Toen mijn opa rond 1960 een hartaanval had gekregen, kwam mijn oma die dag bij ons aan de deur om het slechte nieuws te vertellen. Mijn grootouders woonden in een ander deel van de stad, dus oma kwam op de fiets langs. Pas toen ik 9 was, kregen wij telefoon en ook televisie. Daar vòòr hadden we radio voor het nieuws en communiceerden we per brief naar familieleden of we gingen persoonlijk langs. Bij mijn andere opa en oma was dat gemakkelijk, die woonden 2 straten verderop en daar woonden ook mijn oom en tante met mijn neef en mijn nicht. Je kon ze bijna beroepen.

Uit eten:

Ik wist tot mijn 10e niet eens dat er zoiets bestond als uit eten gaan. Ik had nog nooit van mijn leven een restaurant van binnen gezien en ergens op een terras iets drinken deden we ook nooit. Eigenlijk weet ik ook niet wanneer ik voor het allereerst uit eten ben geweest. Volgens mij was dat tijdens een kampeervakantie naar Duitsland met ons eerste DAF-je, ergens in het Zwarte Woud, toen het heel koud en nat was, dat we voor het eerst ergens iets aten. Blijkbaar was het te slecht weer om vóór de tent zelf iets te koken. Ik herinner mijn nog dat iemand in het restaurant ons liet zien waar ergens beneden in de diepte de Donau was, een klein stroompje dat verderop in het oosten zou uitgroeien tot een grote brede rivier. We aten een enorme lap vlees met ook nog iets erbij, maar voornamelijk vlees. Wel lekker, maar wel heel veel. Later op de camping was ik er misselijk van.

Sport of muziekles

Wij deden helemaal niet aan sport en hadden geen enkel muziekinstrument in huis. Ik heb als kind nooit geweten dat het voor anderen heel normaal was om te gaan sporten of muziekles te krijgen. Was het zuinigheid, of werd het gewoon niet gedaan in ons milieu? Ik denk het laatste. Mijn ouders waren kinderen van timmerlieden en hadden zelf ook niet gesport of muziekles gehad, behalve dan dat mijn vader een blauwe maandag op voetval gezeten heeft. Later, toen wij niet meer in Leeuwarden woonden, kwam ik op een lagere school waar ook kinderen van doktoren, medisch specialisten, ondernemers en een bankdirecteur op zaten. Die kinderen gingen naar tennis en hockey. Ook moesten ze naar pianoles en vioolles.
Nog een toevoeging: ik zal wel op gymnastiek. Dat moest van de huisarts. Ik was dik en stijf (eigenlijk nog steeds, maar dat geheel terzijde) en dan zou gymnastiek goed voor mij zijn. Ik vond het een kwelling en zag het niet als sport, maar als een enorme berg waar ik iedere week al na afloop van het gymnastiek uurtje al weer tegenop zag. De andere meisjes deden het gymmen voor hun plezier, ik moest van de dokter en was de allerslechtste van allemaal. Ik kon ook niet zeggen dat ik niet meer wilde, want het was goed voor mijn gezondheid. Ik heb zeker 8 à 9 jaren op gymnastiek gezeten. Treurnis!

Sanitair:
Rond 1960 hadden de huizen van mijn grootouders en van onszelf geen douche en geen toilet. Achter huis, in een soort schuurtje stond een tonnetje en die werd iedere week verwisseld door de tonneman. Hij bracht een lege en nam de volle mee. Tot 1970 waren er nog een paar duizend woningen in Leeuwarden die tonnen hadden.
We wasten ons in de tobbe of bij de wastafel en in de keuken poetsten we onze tanden.

(Huishoudelijke) apparatuur 
Schoepen van wasmachine
De apparatuur beperkte zich toen ik een kind was tot een radio, een strijkijzer en een stofzuiger, verder hadden mijn ouders en grootouders geen apparatuur. Rond 1961 kochten mijn ouders een kuipwasmachine en een centrifuge. In de wasmachine moest je zelf een sopje doen en dan konden de te wassen spullen daarin ronddraaien door middel van schoepen. Je kon het water middels een slang er uit laten lopen. Na het wassen moest je zelf de was in de centrifuge doen en daarna weer in spoelwater, nogmaals centrifugeren etc.
Mijn grootouders hebben bij mijn weten nooit een wasmachine gehad. Mijn oma had wel een centrifuge.
Met die centrifuge moest je trouwens uitkijken, die moest je evenwichtig beladen, anders waggelde je centrifuge tijdens het centrifugeren pardoes de keuken uit.
Radio
Wat later in de jaren 60 kwamen er platenspelers, waar je 45 toerenplaten op kon afspelen. Iedereen had ineens zo'n ding! Die was er eerder dan de tv.  

De supermarkt vroeger, of beter gezegd geen supermarkt

Toen ik een klein kind was, waren er geen supermarkten, in ieder geval niet in Leeuwarden, waar ik woonde.
Mijn moeder kocht de meeste boodschappen aan de deur. De bakker, de groentenboer, de eierboer, de melkboer, iedereen kwam langs. Meest met paard en wagen. Daar kocht je je eten.
De bakker had een speciale bakfiets. De bakker had niet veel meer dan wit en bruinbrood. Voor gebak ging je naar de bakkerij,
Ook de visman kwam langs met een bakfiets, die kwam op vrijdag. De katholieke kerk was vlak in de buurt.
Er kwam geen vleesventer langs de deuren, voor vlees ging je naar de slager.
De melkboer had naast melk in een melkbus niet een erg groot assortiment: glazen flessen yoghurt en verder karnemelkse pap ook in een melkbus. De melk moest worden gekookt in een melkkoker en moest vervolgens weer afkoelen. Wij hadden tot mijn 10e jaar geen koelkast, dus het was een zaak om met beleid in te kopen.
Er kwam een groentekar door de straat, die verkocht groenten en fruit. Alle moeders keurden de waren en kochten wat hun geschikt leek. De groenteman had ook een winkel, daar stond een aardappelschilmachine. O wonder van techniek! Daar deed de groenteman de aardappels in en dan kwamen ze er geschild weer uit!
De eierboer kwam op de fiets, met zinken emmers met losse eieren aan het stuur. Je kon zo veel eieren kopen als je wilde. Niks doosjes, gewoon los.
Er was ook een kruidenier, een stuk verderop. Die verkocht rijst, gedroogde bonen, suiker, koffie, thee, meel, potten jam en dat soort dingen. Ik kan mij niet herinneren dat dergelijke artikelen nog afgewogen moesten worden. Het zal al wel verpakt zijn geweest. Je ging bij de toonbank staan en je overhandigde je boodschappenlijstje of je noemde op wat je wilde hebben. Ik gaf als 6 jarige het lijstje en vervolgens de portemonnee. Daar haalde de kruidenier dan het geld uit dat betaald moest worden. Zo ging het overigens ook bij de slager.
Niks zelfbediening, geen winkelwagens.
Er was overigens meer dat langs de deuren kwam venten, er was ook een scharensliep, die kwam met een karretje door de straat en maakte tegen betaling alle botte scharen en messen weer scherp.
Ook kwam er regelmatig een man met garen, band, knopen, onderbroekenelastiek en andere zaken, eigenlijk een marskramer.
Rond mijn  10e kwam ik voor het eerst in een supermarkt. Daar had je mandjes en later ook karretjes en daar kon je zelf je boodschappen kiezen en in een mandje leggen!! Dat gold destijds trouwens niet voor groenten, fruit en bijvoorbeeld kaas. Dat werd nog steeds voor je afgewogen en verpakt. Je mocht niet zelf kiezen.

Volle werkweken

Zoals jullie misschien wel weten heb ik een nogal drukke betaalde baan. Ik heb weliswaar op vrijdag vrij, maar de rest van de week is het buffelen.
Vaak ben ik aan het einde van een werkdag doodmoe en zit ik alleen nog maar op de bank of achter de PC en doe ik verder helemaal niets meer. In het weekend moet ik echt bijkomen.

Een paar dagen geleden bedacht ik dat dit ook niet zo raar is. Hoe was het bij mijn ouders en grootouders?

Mijn moeder stopte met werken buitenshuis toen ze 28 jaar was. Ze heeft vanaf dat moment alleen de huishouding en de zorg voor mijn broer en mij gedaan. Geen vrijwilligerswerk, alleen zo nu en dan een collecte en dat was het wel. In 1965, op haar 42e, werd ze ziek en kon ze vrijwel niets meer doen. Ze lag op de bank. Ik deed de schoonmaak, hing de was op en deed de boodschappen. De huishoudelijke taken die ze zittend kon doen, deed zij: aardappels schillen, eten koken zittend op een kruk in de keuken, was sorteren en opvouwen. Gestreken werd er niet.
Er waren periodes dat mijn ouders een werkster inhuurden voor het zware werk, bijvoorbeeld in mijn examenperiodes van MULO en HAVO. Na verloop van tijd knapte mijn moeder wel weer wat op, maar ze had vaak pijn en had weinig energie.
In 1972 ging ik het huis uit en een jaar later mijn broer. Mijn moeder was in 1973 vijftig jaar en verzorgde toen samen met mijn vader een tweepersoons huishoudentje. Mijn vader belandde vanaf 1980, toen was hij 57 jaar, in de WAO op grond van een combinatie van lichamelijke en psychische klachten. Mijn ouders hadden vanaf dat moment 7 dagen in de week, 24 uur per dag, tijd om hun huishouden te regelen. Ze waren weliswaar niet geheel gezond, maar tijd genoeg. Toen mijn vader vanaf ongeveer 1986 zieker werd, kwam er thuiszorg die de zwaardere klussen deed.

Mijn ene opa was timmerman en was afgekeurd rond zijn 58e. Hij had door een aangeboren heupafwijking ernstige slijtage aan zijn heup, hij heeft toen een nieuwe heup gekregen, als een van de eersten in Leeuwarden, maar hij kon niet meer als timmerman werken. Mijn oma was thuisblijfmoeder vanaf haar huwelijk in 1922, ze was toen 26 jaar. Mijn moeder werd geboren in 1923. Nu kan ik mij niet herinneren dat deze opa iets deed in de huishouding, dat deed hij waarschijnlijk ook niet. Mijn oma deed de huishouding voor hun tweeën en deed dat dus ook op de leeftijd die ik nu heb.

De andere opa was meubelmaker/klusjesman. Hij kreeg op zijn 61e een ernstige hartaanval en was toen dermate arbeidsongeschikt dat hij is gestopt met werken. Die oma was ook thuisblijfmoeder, net als de andere oma. Ook zij trouwde in 1922, ze was toen 24 jaar. Mijn vader werd geboren in 1923, hij was een paar dagen jonger dan mijn moeder. Vanaf die tijd zorgde oma voor de kinderen en voor de huishouding. Ik herinner mij nog heel goed dat deze opa wel allerlei klussen deed. Hij waste af, deed de ramen, hanteerde de stofzuiger en zette thee en koffie.

In feite is het dus zo dat ik naast mijn huishouden 36 uur per week van huis ben vanwege werk. Daar zitten 60 fietsminuten per werkdag bij in. Toegegeven, ik doe op weg naar huis ook vaak wat boodschappen, maar in vergelijking met mijn ouders en ook mijn grootouders op dezelfde leeftijd heb ik als alleenstaande een volle werkweek. Naast mijn werk probeer ik 3x per week te zwemmen, in de praktijk worden dit vaak 2 keren. Dat zwemmen kost ook nog eens bijna 2 uur per keer. Mijn ouders hielden zich op mijn leeftijd over het algemeen absoluut niet bezig met wat voor sport of beweging dan ook.

Ken jij dat ook, zulke veranderingen binnen 1 of 2 generaties?  

Kasboeken uit 1980-1989

 Ik was voor heel iets anders op zolder en keek naar de boeken in de kasten die daar staan en dacht ineens: wat is dat? De kaft kwam mij bekend voor en het deed een belletje rinkelen.
Het was ons kasboek van de periode 1984-1989 met daarin een kasboekschrift van 1980-1984. Het schrift en het kasboek zijn inmiddels 3 keer verhuisd en ze zijn nog steeds niet door mij weggegooid.
Ik ging bladeren en ik vond het heel bijzonder, er staan dingen in die ik al lang vergeten was!

Hoe deden we het met de financiën?
In principe droegen vriend en ik evenveel bij aan onze huishouduitgaven en we betaalden die uit eigen portemonnee, we hadden geen gezamenlijke rekening. We schreven alles wat we uitgaven op en als de een meer had betaald dan de ander, dan verrekenden we dat zo nu en dan.
Vriend kreeg studiegeld van zijn ouders. Het was in de tijd vòòr de basisbeurs, destijds kregen ouders in plaats daarvan voor uitwonende studerende kinderen geen 1x kinderbijslag, maar 3x kinderbijslag. Volgens mij was de belastingheffing van ouders met studerende kinderen ook anders en hadden ze enig belastingvoordeel, maar dat weet ik niet zeker.
Ik kreeg een studiebeurs vanaf september 1980, in de maanden daarvòòr had ik een inkomen uit werk aan de lopende band in de tabaksfabriek.

Heel leuk die kasboeken, want ze brengen veel oude herinneringen terug!

Wat zijn uitgaven die mij opvallen? (Let op, alles is in guldens, dus je moet de bedragen door 2,2 delen om het te vergelijken met de prijzen van nu)

1980
Afhaalchinees voor 2 personen fl. 11,75
samen naar de film: fl. 10,- (kennelijk een goedkope aanbieding, zie 1981 en 1982)
1 kg vis: fl. 2,50
pizzeria voor 2 personen fl. 13,- (geen afhaal)
flesje vloeibare zoetstof fl. 6,35

1981
spoorboekje fl. 4,-
fietspomp fl. 12,95
abonnement krant fl. 55,50 per kwartaal
tempeh fl. 2,89
kattenbak fl. 29,25
samen naar de film (La Luna van Bertolucci); fl. 20,-
afhaalchinees: fl. 13,50

1982
kabels voor tv aansluiting (CAI kabels) fl. 47,50
snelkookpan fl 85,50
tofu fl. 2,75
thermoskan fl. 12,75
film + consumpties (Fitzcaraldo van Werner Herzog) fl. 32,50

Opvallend is dat we iedere maand wel een keertje naar de afhaalchinees gingen. Ik weet dat ook nog heel goed. Dat was de plek waar ik kennis nam van de inhoud van de Nederlandse roddelbladen.
Verder opvallend: de tofu en tempeh is helemaal niet duurder geworden, de zoetstof is veel goedkoper geworden en de vis aanmerkelijk duurder!

Ik kom nog terug op de kasboeken, ze bestrijken en periode van 9 jaren. Dat is te veel voor één bericht. 

Vriendin van de lagere school teruggevonden

Leuk!
Ik heb mijn vroegere vriendin terug gevonden! Ik vroeg me al jaren af hoe het met haar zou gaan en nu is het gelukt om contact te maken, gewoon, met wat omwegen via Facebook.
Tot nog toe hebben we alleen contact via de mail en Facebook, maar het lijkt me ook leuk om eens langs te gaan.
We zaten vanaf klas 3 op de lagere school (nu is dat groep 5 van de basisschool) in dezelfde klas en we zijn samen naar de Mulo gegaan. Bijna 7 jaren bevriend: samen in één klas, bij elkaar spelen, samen uit, samen zwemmen, samen naar klassenavonden, ze ging met mijn ouders en mij mee naar het bos en de heide en kamperen in Duitsland, ik ging met haar ouders op vakantie naar Drenthe. Alleen in de 4e klas van de Mulo zaten we niet samen in één klas, want ik deed Mulo-B en zij niet. Nadat we op ons 16e jaar het diploma gehaald hadden, scheidden onze wegen. Ik ging naar de Havo-top, zij ging werken. Nadat ik mijn Havo-diploma gehaald heb, ben ik gaan studeren in Groningen, zij trouwde op haar 19e en kreeg kinderen. Ik kreeg kinderen op mijn 33e en 36e. Ik ben, toen ik 21 was, nog 1 keer bij haar op kraambezoek geweest en daarna is het contact verloren gegaan.
Tot mijn verbazing heeft ze, nadat ze in 1972 getrouwd is, nooit meer gewerkt. Altijd afhankelijk van het inkomen van echtgenoot. Altijd thuis op de kleintjes passen en later hoogstwaarschijnlijk mantelzorg verleend aan haar ouders en misschien ook haar schoonouders.
Ze is ook al oma!
Wat een ander leven!
Ik heb nu in totaal bijna 20 jaar gewerkt, ik heb jaren gestudeerd en ik ben 17 jaren actief geweest in verschillende soorten vrijwilligerswerk. Ik ken helemaal geen mensen van mijn leeftijd die al 42 jaar huisvrouw zijn. Familie en vrienden, ook de vrouwen, werken of werkten allemaal. Sommigen zijn door ziekte eerder opgehouden, maar niemand heeft vanaf haar huwelijk of samenwonen niet meer gewerkt. Op mijn werk kom ik uiteraard alleen collega's van mijn leeftijd (en jonger) tegen die werken, anders waren ze geen collega's. Eigenlijk ken ik het thuisblijven alleen goed van mijn eigen moeder en van de moeder van deze vriendin. Ook mijn schoonmoeder werkte naast haar huishoudelijke taken, op de boerderij en later in de thuiszorg.
Wat ik me afvraag: zouden we elkaar nog wat te vertellen hebben? Of zouden onze werelden zo uiteenlopen dat het niet lukt om een leuk contact tot stand te brengen? Zou het echt zo zijn dat ze nooit meer gewerkt heeft, of is dat een foute conclusie van mij en geneert ze zich voor het werk dat ze gedaan heeft?
Misschien is het wel een enorme desillusie om elkaar tegen te komen.
Maar ik vind het nog steeds leuk om te lezen hoe het haar in de afgelopen 40 jaar vergaan is en hoe het nu met haar gaat.

Registratie uitgaven en inkomsten in de jaren 50 en 60

Ik heb overzicht van vaste lasten, van mijn variabele uitgaven en ook van mijn inkomen. Maar alles tot op de cent nauwkeurig uitrekenen doe ik niet. Ik doe mijn best alles te noteren, maar het kan best zijn dat ik wel eens uitgaven vergeet. Het is niet zo dat ik op de dag dat het salaris binnenkomt de kas opmaak en een maand later weer, zodat ik kan checken of het inderdaad klopt wat ik genoteerd heb.

Toen ik een kind was hielden mijn ouders heel secuur een kasboek bij. Er werd exact genoteerd wat er binnen kwam en ook werd er precies genoteerd wat er uit ging. En o wee als het kasboek niet klopte!
Ze hadden geen rekenmachine, dus ze gingen nog weer eens alle getallen bij langs om te kijken waar de fout zat. Of hadden ze misschien iets vergeten te noteren? Dan gingen ze alle uitgaven nog eens bij langs en dan bedachten ze dat ze op vrijdag een visje van de visboer gekocht hadden.

Ik heb in 2006, toen ik het huis van mijn moeder ontruimde, de kasboeken weer terug gevonden. Professionele kasboeken gekocht bij de kantoorboekhandel van de broer van mijn oma. Het plakkertje van de boekhandel met het adres in de Kleine Kerkstraat in Leeuwarden zat er nog op.
Tot op de cent nauwkeurig was werkelijk alles genoteerd en ook als er een kwartje ontbrak kwam dat genadeloos in het kasboek te staan.

Het nauwkeurig bijhouden van een kasboek schept zeker duidelijkheid. Je weet precies, tot op de allerlaatste cent, waar je geld gebleven is. Mijn ouders waren er naar mijn idee vaak een hele zaterdagavond mee bezig, want het was heel belangrijk dat de huishoudkas klopte.

Ken jij dat ook, een secure huishoudkas? 

Tevreden met weinig

Afgelopen zaterdag schreef Dymph de Beer de volgende wijsheid op haar weblog: "Geluk bestaat niet uit veel bezit, maar uit tevreden zijn met weinig." Dymph citeerde Marguerite, gravin van Blessington (1789 - 1849) Ik heb er op gereageerd, omdat de uitspraak mij intrigeerde. 
Theunis, de vader van mijn betovergrootmoeder (1792-1859), een tijdgenoot van Marguerite, werd tijdens zijn leven 2x gevangengenomen (1845 en 1853) wegens bedelarij en voor straf een maand gevangen gezet en daarna naar het "bedelaarsgesticht" de (straf) Koloniën van Weldadigheid in Veenhuizen gebracht, ook werd hij veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. En waarom zo'n rechter dacht dat het een goed idee was om mensen als Theunis naar de strafkolonie te sturen? Er werden in die tijd heel veel bedelaars naar Veenhuizen gestuurd, men zag het als een goede oplossing voor het bedelaarsprobleem: opgeruimd staat netjes. Dat was indertijd de manier waarop het probleem van werkloosheid aangepakt werd: gevangen zetten en dwangarbeid in een bedelaarsgesticht. Toch fijn dat we nu een vangnet als de bijstand hebben, dat is toch wel wat vriendelijker. Ook een zoon en 2 kleinzoons (1 van deze was de oom van mijn opa) van Theunis werden wegens bedelarij een aantal jaren naar Veenhuizen verbannen. Het was nogal een armoedige familie.

Op zich is de uitspraak van de gravin van Blessington een wijze uitspraak, tevreden zijn met weinig is een uitstekende basis om gelukkig te leven, ik kan me daar wel in vinden.  

Maar ........... weinig is heel relatief. Wat de één weinig vindt, vindt de ander misschien heel veel. Iemand uit de hogere klassen kijkt heel anders tegen tevreden met weinig aan dan arme hongerige, dakloze sloebers. De situatie van de laatste mensen is totaal anders. Wat de één een eenvoudige woning vindt, vindt de ander een enorm groot paleis. Zet een bewoner van een sloppenwijk in India maar eens naast een bewoner van een villa in Wassenaar.
Daarnaast is het zo dat deze uitspraak afkomstig uit de rijke bovenklasse bij mij de nodige argwaan oproept. Het is namelijk een manier om het werkvolk, het proletariaat, er onder te houden: we hoeven jullie niet meer te betalen voor jullie werkzaamheden, ook met weinig kun je heel gelukkig zijn, echt waar!
Nu heb ik informatie gezocht over deze Marguerite en ik kwam er achter dat ze een  bijzondere vrouw was. Ze was zelf niet van adel (an Irish nobody) en werd op haar 15e uitgehuwelijkt, ze is na 2 mislukte relaties getrouwd met de rijke graaf van Blessington.  Ze werd schrijfster en een societyfiguur. Ze was tijdens haar huwelijk zeer welvarend, maar na de dood van de graaf in 1829 viel haar inkomen nogal terug en was ze voor haar levensonderhoud afhankelijk van haar pen. 
Misschien dateert haar uitspraak uit deze tijd.
Als je de Engelse taal machtig bent, lees dan hier meer over Marguerite. Ook hier op Wikipedia kun je lezen over Marguerite.

Wil je meer weten over de geschiedenis van de Koloniën van Weldadigheid, lees dan hier en hier.

 

Vroeger, in tijden van crisis deel 5

Hoewel het soms in de jaren 80 en ook nog wel in de jaren 90 krap was, heb ik het nooit als heel krap ervaren.
Waarom niet?

We hadden altijd te eten.
We hadden voldoende spullen: we hadden een werkende wasmachine, we hadden een oude koelkast (een tafelmodel uit 1952) die het nog steeds deed, we hadden een kookplaat.
We hadden een dak boven ons hoofd en hoefden geen kou te lijden.
We hadden een warm bed en meubels om op te zitten.
Weliswaar was het niet het nieuwste van het nieuwste en hadden we nog nooit van design gehoord, maar op onze stoelen kon je prima zitten en we hadden een goede, stevige tafel.
We hadden ook in de winter schoenen zonder gaten waar we droge voeten in hielden.
Kleding was wat behelpen, we hadden een zeer beperkte garderobe, maar dat was gewoon en vormde geen probleem.
Haren knipten we over het algemeen zelf. Ik deed het haar van mijn man met een tondeuse, niet super kort, op de langste stand. De haren van mijn dochters waren lang en zo nu en dan knipte ik ze wat bij.
Zelf ging ik voor weinig geld naar de kappersvakschool en was ik knipmodel. Juf kwam heel vaak langs de stoelen en gaf aanwijzingen. Het model was altijd goed, soms iets te kort naar mijn smaak, maar ach, dat groeide wel weer aan.

Ik denk dat wij het in vergelijking met anderen in de bijstand heel goed hadden.
We waren hoogopgeleid en hadden een goed overzicht op onze financiële mogelijkheden en onmogelijkheden.
We hadden geen schulden en hoefden dus niets af te betalen, we hadden zelfs wat spaargeld.
We hadden geen dure "hobby's", we rook(t)en niet, we gebruik(t)en geen drugs en we dronken (drinken) vrijwel geen alcohol.
We hadden ouders die regelmatig wat geld gaven of die samen met mij boodschappen gingen doen, in de auto van die ouders en haalden dan flink wat op. Ouders betaalden bij de kassa.



Vroeger, in tijden van crisis deel 4

Ik blogde een aantal dagen geleden over vakantiegeld. Destijds was ik wel altijd teleurgesteld als de uitkering met het vakantiegeld binnen was. Eigenlijk viel dat vakantiegeld tegen! Dat heeft te maken met het feit dat de uitkering laag was en vakantiegeld is een percentage van het inkomen.
Nu is het vakantiegeld voor een echtpaar in de bijstand €812,76. Ik ontvang nu €1190,-


Vakanties toen er kinderen kwamen:

In een vorige aflevering schreef ik over vakanties van mijn ex-partner en mij. Hoe zagen onze vakanties er uit toen we kinderen kregen?
Tijdens onze eerste vakantie ging het weer op de fiets. Oudste dochter is tijdens onze vakantie 1 jaar geworden. Deze keer gingen we niet op onze vakantiefietsen, maar op een tandem. Deze tandem hadden we tweedehands aangeschaft in verband met het feit dat ik door de bevalling niet goed op een racefietszadel kon zitten, ik had last van een litteken. Fietsen op een gewone fiets ging wel. Dan maar op een gewone fiets en we kozen voor een tandem. Bagage achterop, een fietskar er achteraan, natuurlijk ook voor een prikkie tweedehands aangeschaft. Dochter in een fietszitje voorop en de reis kon beginnen! Dochter kon nog niet lopen, daarom had ik speciaal voor haar een waterdichte kruipbroek genaaid, zodat ze door het natte gras kon kruipen zonder dat ze erg nat werd.
We fietsten in twee weken in een ruime bocht rond het IJsselmeer, waarbij we ook de Noordzeekust bereikten. We kampeerden onder anderen in Noordwijk aan zee. Het weer was niet best, alle dagen veel regen en tussendoor droog. Gelukkig was het niet erg koud. We fietsten om de dag.
Het was een leuke tocht. Op de terugweg ging het enorm hard waaien en we zagen die Afsluitdijk niet zo zitten, daarom bedachten we dat de boot een goed alternatief was. Dus we gingen met de boot van Enkhuizen naar Stavoren.
Na deze vakantie gingen we bijna ieder jaar een weekje in een huurcaravan op Ameland en daarnaast nog een aantal dagen kamperen. Hardstikke leuk een week op een eiland! Eén keer zijn we twee weken geweest, maar naar mijn gevoel maakte het helemaal niet uit of we nu 1 of 2 weken gingen en financieel natuurlijk wel! We huurden nooit lakens, namen deze zelf mee en deden ook altijd zelf de schoonmaak. Dat scheelt toch weer veel geld. Kamperen deden we nog steeds op de fiets, we kampeerden in Noord- of Midden Drenthe. We bleven daar een paar dagen staan en fietsten dan weer naar huis. Staatsbosbeheercampings waren redelijk betaalbaar. Toen de kinderen nog niet zelf fietsten konden we maar weinig meenemen, we namen wel weer de fietskar mee, voor pakken luiers etc. Lastig dat je in de winkel niet een paar luiers kon kopen. Thuis gebruikten we stoffen luiers, maar op de camping niet, ik zou niet weten hoe we dat hadden moeten regelen.
Op vakanties kookten we altijd zelf, gewoon met basis dingen uit de supermarkt. Dat hield de vakantie betaalbaar. Bij uitstapjes vanaf het vakantieadres namen we brood, fruit en drinken mee. 


Vroeger, in tijden van crisis deel 3

Ik schreef in mijn vorig bericht: het netwerk in de buurt was heel belangrijk voor ons. Daarover een volgende keer meer.

Waarom was dit netwerk belangrijk? Het was in veel opzichten de motor onder ons bestaan. Toen we ons eerste kind kregen, richtten we een oppasgroep op. Het was een groepje vrouwen samen die vaak via via van elkaars bestaan wisten. Allemaal hoger opgeleid, allemaal afkomstig van buiten de stad Groningen en allemaal in de bijstand. Het was een tip van de verpleegkundige van het consultatiebureau. We woonden in een wijk met heel veel autochtone wijkbewoners, mensen die van generatie op generatie in dezelfde buurt wonen. Mijn buurvrouw had een moeder in dezelfde wijk en een zus die in dezelfde straat woonde en een broer een paar straten verderop. Ook buren een paar huizen verder hadden nogal wat familie in dezelfde wijk en dat was met heel veel wijkbewoners zo. Iedereen kende iedereen, behalve wij en zie daar dan maar eens tussen te komen.
Wat deden we in deze oppasgroep? We pasten met gesloten beurzen op elkaars kinderen. We hielden wekelijks bijeenkomsten waarbij we praatten over opvoeden, leven met weinig geld, strategiën om werk te vinden en nog veel meer. Toevallig, of misschien wel helemaal niet zo toevallig, hadden 3 van de 6 een partner met vrij ernstige psychiatrische problemen. Ook een dankbaar gespreksonderwerp. Het bleef overigens niet bij praten alleen, we tipten elkaar over gratis lezingen, we maakten ook uitstapjes, organiseerden voor onze kinderen speurtochten in de wijk, we kwamen op elkaars verjaardagsfeestjes en die van de kinderen. We gingen met alle kinderen in de herfstvakantie met de bus naar het bos en deden daar spelletjes. Op een dag gingen we met zo'n super goedkope verkoopbusreis een dagje op stap. Het was de bedoeling van de reisorganisator dat we dure matrassen en dekbedden etc zouden kopen, en daarom werden we ergens vlak over de grens in Duitsland gedropt voor een langdurige en behoorlijk agressieve verkoopdemonstratie. We hebben lol gehad en uiteraard hebben we niets gekocht. Er was nog een boottochtje op de Rijn bij. Ik heb M. de organisator van deze reis op internet opgezocht en ze zijn er nog steeds, je kunt nu nog voor een tientje een hele dag op stap in een luxe touringcar en krijgt een warme maaltijd en een gratis kopje koffie en ook nog een cadeautje.
Ook gaven we kleding en andere kinderspullen door, net zo lang totdat de kleding versleten was en/of zo vol met vlekken zat dat het echt niet meer kon. Baby's van deze groep lagen in mijn zelfgemaakte wiegje.
Wat deden we verder? Eigenlijk stonden we elkaar met raad en daad terzijde. We zijn nog steeds vriendinnen en komen eens in de paar maanden bij elkaar en gaan uit eten en praten weer eens helemaal bij. 


Vroeger, in tijden van crisis deel 2

Hoe gingen we destijds op vakantie? Welnu, we gingen  1 keer per jaar op de fiets, een maand lang kamperend door Europa.
We hadden elk een sportfiets en we hadden een goedkope kampeeruitrusting die we ieder jaar beter maakten. Eerst hadden we slechte, koude slaapzakken, waarin we het niet goed warm hielden. Op een dag hebben we in de aanbieding echte donzen slaapzakken gekocht!
We stapten in Groningen op de fiets en fietsten richting Zuiden of Zuid-Oosten. We fietsten naar Zuid- en midden- Frankrijk, naar Zwitserland, naar Oostenrijk, naar Duitsland en vervolgens weer terug naar Groningen. Kamperend op goedkope campings of vrij kamperend trokken we tijdens deze vakanties iedere dag verder. Fietsen was onze dagbesteding, we kookten ons potje en daarna rustten we uit bij de tent. Uit eten gingen we niet, wel dronken we iedere dag onderweg een keer koffie in een dorpscafé en kochten we bij de bakker een lekker broodje. Verder dronken we water, bouillon (als het heel warm was maakten we van een blokje twee mokken bouillon) en oploskoffie.
Zo hebben we fietsend veel van Frankrijk, België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland (de Noordgrens en de Westgrens) en Oostenrijk (Voralberg, het meest westelijke puntje) gezien.
Vriend kon heel goed fietsen maken en nam fietsenmakers gereedschap mee. Hij plakte banden, zette nieuwe spaken in, stelde indien nodig handremmen en derailleur bij.

Vervoer:
Buiten de vakantie maakten we op de fiets uitstapjes door noord Drenthe, maar ook door de provincie Groningen. De OV jaar kaart bestond nog niet, dus we deden alles op de fiets. Een enkele keer gingen we wel eens met de trein op stap. Met een speciale actie zijn we een keer naar Rotterdam geweest en hebben we de dierentuin bezocht. Maar verder hadden we de fiets. Voor in de stad samengestelde en opgeknapte fietsenwrakken die vriend bij het grof vuil vandaan haalde. Hij maakte van 2 fietsen 1 goedwerkende fiets. Damesframes vond hij niet zo vaak, dus ik fietste ook op een herenfiets. Dat heb ik gedaan tot vlak voor mijn eerste bevalling.
Voor tochten naar onze ouders in Friesland gebruikten we onze vakantiefietsen. Mijn vakantiefiets was overigens ook een herenfiets. Dat was vooral vanwege mijn overgewicht. Een herenfiets is veel stabieler dan een damesfiets en dat fietst veel gemakkelijker als je een tent, slaapzak, voeding en drinken, kleding, campinggasjes etc bij je hebt.

De meeste van onze vrienden waren geen fietsers. Die gingen niet op vakantie, of op een andere manier: liftend, wandelend en bij uitstapjes bleven ze veel dichter bij de stad. Mijn vriend had al een heel fietsverleden toen we elkaar leerden kennen. Hij fietste op zijn 17e in één dag van Noord Friesland naar het Ruhrgebied, want daar woonde zijn toenmalige vriendinnetje. Als ik de afstand opzoek op de routeplanner is dat met de auto 275 kilometer.

Wonen in een achterstandswijk
We woonden vanaf 1979 met zijn tweeën op een studentenkamer, maar dat was behelpen. In Groningen was het destijds zo, dat je tenminste 3 jaar ingeschreven moest staan voordat je een huis toegewezen kreeg. In de zomer van 1982 was het zo ver, we konden een beneden woninkje betrekken. Het had een kleine woonkamer, een slaapkamer, een douche en een keukentje. De wijk was pas gerenoveerd en we waren de eerste bewoners na de renovatie.
Het was een heel verschil met wonen in de binnenstad, niet meer dicht bij de markt, niet meer wonen in een vrij rustig studentenhuis, maar wonen in een achterstandswijk, veel later ook wel prachtwijk genoemd.

Wat hield dat in, wonen zo’n achterstandswijk?
- Midden in de nacht gewekt worden door het bonzen op het raam en het roepen van dronken mannen, omdat er bezoekers waren voor oude Klaas, een alcoholist van een paar deuren verderop. Ze vergisten zich in het huis en dachten dat ze bij ons moesten zijn. De eerste keer schiet je overeind met bonzend hart. De volgende keer roep je: "je moet twee huizen verderop zijn", draait je om en slaapt weer verder.
- Een bovenbuurman die van het balkon van 1 hoog sprong omdat de politie aan de deur was.
- Meer politie-invallen bij dealers, die in politieauto’s afgevoerd werden.
- Een dealende overbuurman met zijn "bezoekers" die, bij voorkeur ‘s nachts of ‘s avonds laat kort langskomen, roepen en toeteren om de aandacht te krijgen van hun dealer die hun iets moet leveren. Snel wegrijdende auto’s na de deal. Patrouillerende politiewagens.
- Een gekke buurman hebben die in een psychotische bui midden in de nacht al zijn ramen ingooit, zowel voor als achter. Een lawaai dat dat maakt, niet te geloven.


- Een andere buurman die ook regelmatig psychotisch is en die in zijn achtertuin een poging doet om een vriendin te wurgen. Goed dat hij dit niet binnen deed, buren schoten te hulp en belden de politie.
- Nog een andere gekke (naaste) buurman bedreigt regelmatig buurtgenoten in het buurthuis met grote messen. Deze man, verzamelde ook grote hoeveelheden glasbakglas en ging op een dag met zijn verzameling buiten zitten en bekogelde iedere voorbijganger of wie ook maar in de buurt kwam met flessen. De straat lag compleet bezaaid met gebroken glas.
- Nog een buurman die schizofreen is en die in een volkomen leeg huis woont. Er ligt alleen een matras op de grond. Zijn wc pot is kapot, hij piest in de gootsteen en poept op kranten die hij bij de vuilnis gooit.
- Een gekke partner hebben (in mijn geval dan) die op onverwachte momenten ineens knettergek werd en op het dak de auto van de buren ging dansen en verschillende ramen van buren verderop in de straat vernielde.
- Wonen in een zeer gehorig huis, waarbij je de buren letterlijk kunt verstaan en je wc-geluiden kunt horen. Uiteraard kun je op de slaapkamer ook "meegenieten" van de buren.
- Afhankelijk zijn van huursubsidie, waardoor je niet kunt verhuizen naar een ‘"normale" wijk. Je kunt kiezen tussen achterstandswijk A, achterstandswijk B of achterstandswijk C.
- Buren hebben die werkloos zijn, niet op vakantie gaan en ‘s zomers een party-tent in de tuin zetten en tot diep in de nacht alcoholische feesten houden met muziek van Jantje Smit en Frans Bauer. (niet mijn smaak dus)
- Een tuin hebben waaruit voortdurend van alles gestolen wordt, bloemen, groenten, bezem, het eerste fietsje van mijn oudste dochter.
- Voortdurend ligt er zwerfvuil in de woonomgeving.
In gemeentelijke termen: de achterstandswijk was een probleemaccumulatiegebied, oftewel heel veel mensen met problemen op één hoop. Dat klopte wel, er waren inderdaad veel problemen en dat werd ook niet beter, want diegenen die werk kregen en waar het beter mee ging vertrokken uit de wijk en daar kwamen weer nieuwe probleemgevallen voor terug.

Maar goed, het was niet allemaal kommer en kwel, soms was het rustig en we bouwden langzamerhand een netwerk op. Een vriendin kwam in de zelfde straat wonen, zij had weer vrienden die ook in de buurt woonden. We werden actief in het stedelijk woonlasten comité in een poging de woonlasten beperkt te houden. Later woonden we in dezelfde buurt in een wat groter huis met 2 slaapkamers en nog weer later (11 jaar na de eerste woning), kregen we in deze buurt een woning met 4 (!) slaapkamers.
Het netwerk in de buurt was heel belangrijk voor ons.
Daarover een volgende keer meer.  
De huidige crisis is niet mijn eerste crisis die ik meemaak. Ook in de jaren 80 ging het economisch erg slecht in Nederland. Hoe probeerde ik te overleven, wel strategieën gebruikten we?

Eerlijk gezegd waren we er ons niet van bewust dat de crisis iets bijzonders was. Die crisis was er gewoon en je moest maar zien dat je er mee leefde. Iedereen in onze omgeving had er last van.

De crisis begon vanaf 1980 en duurde naar mijn idee behoorlijk lang. In 1980 woonde ik in het centrum van de stad Groningen en was ik samen met mijn vriend student. We kochten eten op de markt en verder wat basis dingen bij de supermarkt.

Woonsituatie:
We woonden op een studentenkamer, zonder douche, met alleen een wastafel met koud water en een wc in een balkonkast. Als het vroor, dan bevroor de WC, niet alleen de water toevoer, maar ook de aanvoer. Dan moesten we dus oplossingen zoeken. Hoe doe je dat? Je tapt water in de keuken en spoelt met een emmer door. Mocht de afvoer door bevriezing verstopt raken, dan tapten we een emmer met warm water in de keuken en dat goten we in het afvoergat, zodat de zaak kon ontdooien en niet overstroomde.
Ik moet 's nachts altijd minstens 1x plassen. In de winter, als er sneeuw lag, moest je dus, om naar de wc te komen, over een een platje door de buitenlucht en door de sneeuw naar het toilet. Dat heb ik nooit gedaan, dan plaste ik op een emmertje. Want bij -5 of kouder naar buiten, door de sneeuw op een ijskoude toilet, mij niet gezien.
Als het erg hard vroor, dan moest eigenlijk de waterleiding afgesloten worden, maar dat ging niet, want er stond water onder de vloer beneden. Een gevolg was dat we geen water hadden, want de leidingen waren bevroren. We gingen met emmers naar de buren om daar water te halen (niet mijn plasemmertje hoor!)
Verdere voorzieningen:
In de kamer hadden we een gaskachel. Die kon de kamer voldoende warm maken. In de keuken was een geiser met warm en koud tapwater en een kookplaat op een tafeltje.  Allen gaspitten om op te koken. In de keuken was geen verwarming, dus sneden we groenten en dergelijke vaak in de kamer. Geen oven, geen magnetron, niets. In de kamer hadden we een kleine koelkast staan.
We hadden geen tv, geen telefoon en dat er ooit mobiele telefoons zouden komen, daar wisten we toen nog niets van. We correspondeerden via de post met vrienden en familie (dat waren nog eens gouden tijden voor PostNL!)

Eten:
Destijds was vis nog heel goedkoop, in ieder geval sommige soorten. We kochten een kilo wijting, geep (met zijn wonderlijke blauwgroene graten), schar of schol en die bakten we en aten die dan samen in één keer op. Ik liet de koppen er alvast afhalen en dan smulden we een flinke hoeveelheid vis.We aten bijna nooit vlees, wel bruine bonen, eieren en sojabrokjes. Aardappels kregen we van schoonouders, die verbouwden ze op hun tuin. Dat was een flinke lap grond. We namen iedere keer als we daar waren een paar kilo mee. We waren daar nogal eens, want vriend had een paard (of eigenlijk zijn ouders) en dat paard dat moest bereden worden.
Dus fietsten we in het weekend 50 kilometer heen, naar Friesland en de volgende dag of de zondags 50 kilometer weer terug, naar Groningen. We namen dan ook steeds een flinke homp kaas mee naar Groningen. Daar schreef ik al eens over! Ook kreeg vriend winterwortelen mee. Tweede keus wortelen die eigenlijk voor de paarden waren, maar daar kon je prima van eten. Sperzieboontjes verbouwden schoonouders in enorme hoeveelheden, dus ook daar konden we in het seizoen van mee eten.
Ik ging niet altijd mee naar Friesland, soms bleef ik in de stad of ging naar mijn ouders. 
Groenten kochten we verder bijna alleen op de markt: uien, prei, spruitjes, rode kool, witte kool, komkommers, tomaten, witlof etc. Ik denk, dat ik toen nog niet alle dagen 2 stuks fruit per dag at, ik kan me niet herinneren dat ik fruit kocht. Vast wel eens, maar ik kan het mij eigenlijk niet heugen. Brood kochten we in de supermarkt en daarop aten we vrijwel uitsluitend kaas. Vriend at trouwens ook veel chocoladehagelslag, maar dat vond ik niet lekker, nu nog niet trouwens. Ja, wel zo puur uit het pakje, maar niet op brood. Dat puur uit het pakje vond ik niet een goed idee, dus dat deed ik zelden.
Toen dronken we ook al oploskoffie met half water en half melk. Die mix maakten we warm in een steelpannetje. Verder hadden we een "koffiezet apparaat". Dat was geen echt apparaat maar een leeg groenteblik op een plankje. In dat blik zat onderin een gaatje en als je water in het blik goot, dan kwam  dat water in een filterhouder met koffiefilter terecht dat er onder stond, op een thermos-koffiekan.We moesten wel zorgen dat het blik met kokend water niet van het plankje af tuimelde. Want dan hadden we geen koffie, maar alleen brandwonden. Het ging altijd goed overigens!

Binnenkort verder over vroeger, over vakanties, vervoer, verhuizen naar de achterstandswijk, leven van de bijstand en kinderen krijgen. 

Kaas!

Vorige week blogde ik bij het boodschappen overzicht over kaas. Hier een toelichting op de mijn "kaashistorie".

Toen mijn moeder op haar 16e haar Mulo diploma had, ging ze werken bij de zuivelfabriek. Mijn vader werkte er vanaf zijn 23e, ongeveer vanaf dat hij als dwangarbeider terug kwam uit Duitsland. Zijn vader werkte als timmerman/klusjesman bij die zelfde fabriek totdat hij in 1964 met pensioen ging.
Ze werkten allemaal bij de Leeuwarder IJs- en Melk-producten Fabriek, de Lijempf. Deze fabriek had overal in Noord Nederland vestigingen, in de provincie Groningen, Friesland, Overijssel en Noord Holland, maar mijn familie werkte bij de hoofdvestiging in de stad Leeuwarden. Deze fabriek bestaat al lang niet meer en is door fusies opgegaan in andere fabrieken.


Wat kunnen werknemers goedkoop kopen bij de zuivelfabriek? Juist ja, zuivelproducten. Ook als gepensioneerde kon mijn opa bij de fabriek terecht voor kaas en gecondenseerde gesuikerde melk.
De kaas die verkocht werd, was 2e keus kaas. Waarin was het tweede keus?
Er was wat mee aan de hand:
- Er zaten scheuren in de korst die een beetje schimmelden
- Of er zaten boorgaten in, gemaakt door de keurmeester, die de kaas gekeurd had door er met een kaasboor stukken kaas uit te halen. 
Tegenwoordig heet 2e keus kaas gebreks-kaas en mag de kaas van de Voedsel- en Warenautoriteit niet eens meer verkocht worden. Het moet afgevoerd worden als destructiemateriaal.
Ik herinner mij de kaas als héérlijke kaas. Waarschijnlijk verkochten ze de kwalitatief betere stukken aan het personeel en gingen destijds de echt slechte delen ook al in de afvalbak. We aten graag en relatief veel kaas. Toen mijn vader vanaf 1962 niet meer bij de zuivelfabriek werkte, kocht mijn opa voor ons kaas.

Later, toen ik ging samenwonen met de vader van mijn toekomstige kinderen, bleek dat zijn vader ook bij een zuivelfabriek werkte. Al weer een bron van heerlijke en zeer goedkope kaas! Wij kregen regelmatig een kilo cadeau van schoonouders. Boorgaten en scheuren in de korst heb ik daar niet in gezien overigens. Deze kaas verwerkten wij als studenten vooral in panpizza's die door ons als warme maaltijd gegeten werden. Elk een halve komkommer erbij en plakjes tomaat op de kaas en klaar is de pizzamaaltijd.

Ongeveer 30 jaar van mijn leven was er via connecties altijd kaas in ruime hoeveelheden aanwezig. Ik ben een echte kaaskop, ik vind kaas heerlijk! Maar ............ kaas is behoorlijk vet en in ruime hoeveelheden niet erg gezond: er zitten verkeerde dierlijke vetten in. Dus ik mag van mezelf niet heel veel kaas eten. Ik probeer mijn consumptie in de hand te houden, maar dat lukt niet altijd.

Ervaring met inbrekers

Pennie Wijs vroeg mij op 10 april, naar aanleiding van het bericht "leeg" of ik ervaring had met inbrekers.
Eigenlijk ben ik de dans altijd min of meer ontsprongen.

Lang geleden met mijn eerste man, heb ik meegemaakt dat er tijdens een weekend dat we allemaal weg waren, bij de omliggende buren ingebroken was, maar bij ons niet. Hoe dat kwam? Ik denk dat dat kwam omdat ons interieur er verreweg het meest armoedig uit zag. De conclusie van de inbrekers dat Paas- of Pinksterweekend was dat er bij ons niets te halen viel. Dat klopte ook wel, alles was oud, 2e of derdehands of nog ouder, we leefden op het geverfde beton en hadden inderdaad niets wat de moeite waard was. Bij de buren links en rechts was het een enorme chaos, alles was leeggehaald en soms ook stukgegooid. Ik was heel blij dat er bij ons niets aan de hand was.

Een 2e keer, in een volgend huis, ongeveer 10 jaar later, wilden inbrekers 's nachts binnenkomen door een bovenraampje in de keuken. Het raamboompje was helemaal verbogen, maar er was niemand binnen geweest. Ik had het raampje open voor poes en onder het raampje stond een vuilnisbak om het poes gemakkelijke te maken. Maar daarmee maakte ik het een inbreker ook gemakkelijk. Vanaf die tijd had ik dat raampje 's nachts en als ik overdag afwezig was gesloten.

Een 3e keer, in weer een volgend huis, ging het om een insluiper, geen inbreker. Gewoon overdag. We hadden de achterdeur overdag niet op slot. Ik kwam op een ochtend in de keuken, en daar stond een junk bij de koelkast. De koelkast stond open en hij inspecteerde de inhoud. Ik vroeg wat hij kwam doen en hij antwoordde dat hij op zoek was naar Henk (of zo, ik weet de naam niet meer die hij noemde). Ik zei hem dat Henk hier niet woonde en toen droop hij af. Sinds die tijd hield ik ook overdag de achterdeur op slot. Ik weet niet wat ik gedaan zou hebben als hij gezegd had dat hij zo'n honger had en of ik een boterham voor hem had. Geen idee, waarschijnlijk had ik hem wel een boterham gegeven. Maar hij vroeg er niet om. Bij de schuurtjes tegenover ons stonden van die ongeveer 60 cm hoge kolenbergingen met een metalen deksel en een stenen muurtje, daar zag ik 's ochtends wel eens iemand uit klimmen, die had de nacht doorgebracht in zo'n kolenberging. Persoonlijk had ik medelijden met die dakloze junks.
Maar ik ben wel behoorlijk geschrokken van de junk naast mijn koelkast.

Wat doe ik nu aan inbraakpreventie? Ik heb deuren met goede sloten en die zijn naar politiestandaard beveiligd, ik doe 's nachts altijd de deur op het nachtslot. Ramen heb ik alleen open als ik er ben. Dus 's nachts beneden een raam open is er al heel lang niet meer bij.    

40 dagen niet douchen

Ik schreef al eerder over het project van Ilse Ariëns om 40 dagen lang niet te douchen. Ik moet zeggen, het fascineert mij wel. Daarom heb ik afgelopen weekend nog maar weer eens haar wekelijkse verslagen van de afgelopen tijd doorgelezen.
Vooral dit stukje las ik met veel genoegen.

Wat fascineert mij nu precies?

De hoeveelheid besparing die het niet douchen oplevert.

Ilse rekent uit dat ze per week 384 liter water bespaart, is 19.968 liter per jaar. Financieel stelt die waterbesparing niet erg veel voor, want 1000 liter water kost €1,12.
Verder bespaart ze per jaar 104 euro aan gas door met koud water te wassen.

De vraag of je schoner wordt van douchen.

Ilse citeert een vriendin: ‘Douchen is een zwaar overschatte manier om jezelf schoon te houden’ . Daarnaast berekent ze dat alle gebruik van douchegels etc veel geld kost. In 2012 was de omzet 182 miljoen euro.

De vraag of minder vaak douchen gezond is.

Volgens een huidarts die in Kijk aan het woord is, is douchen absoluut niet goed voor je huid. Je huid droogt er van uit en dat is slecht voor je huid. Ik ken iemand die maar één keer per week mag douchen van haar huidarts. Het verhaal komt me bekend voor, ik ben als baby helemaal niet in bad geweest, juist omdat ik z'n problematische huid had (had? nu niet meer dan? nou ja, dat is eigenlijk nog steeds het geval). Ik werd afgewreven met ongeparfumeerde babyolie en daarvan werd ik helemaal schoon en glimmend!

Wat vind ik er van? Ik was wel graag mijn haar met warm water. Koud wassen is mij echt veel te koud aan mijn hoofd. Ik was me zelf regelmatig met koud water aan de wastafel, vaak zonder zeep of andere schoonmaakmiddelen en douche zeker niet iedere dag.  

Het bejaardenhuis oftewel verzorgingshuis

Toen ik een klein meisje was, was het bejaardenhuis niet heel vanzelfsprekend. Ik weet nog dat mijn grootouders het toen nieuwe fenomeen bejaardenhuizen volop bespraken. Het leek hun wel wat, zo'n huis, dus gaven ze zich op voor het fonkelnieuwe bejaardenhuis. Een oudtante en een oudoom van mij woonden in een heel ouderwets bejaardenhuis, een gasthuis, met slaapzalen, en huiskamers. Nul privacy en voortdurend dementerende bejaarden om je heen als je op bezoek kwam.
Maar de nieuwe bejaardenhuizen, dat was de toekomst! Volgens Wikipedia werd pas in 1965 het eerste moderne bejaardenhuis in Nederland geopend. Ruim, met een kamer voor jezelf, gezellig samen naar de eetzaal, waar ook koffie en thee gedronken werd. In diezelfde eetzaal waren ook optredens van toneelclubs, werd een film vertoond en werd er kerst en sinterklaas gevierd.
Mijn beppe (oma), haar schoonzuster, haar broer en veel anderen van haar generatie namen hun intrek in het bejaardenhuis en genoten daar hun oude dag. Vanaf 1968 tot 1984 woonde mijn beppe in het bejaardenhuis, ik denk zo'n 16 jaar. Ze overleed toen ze 87 jaar was. In feite maakte dat bejaardenhuis deel uit van ons leven, want daar woonde beppe.
Toen namen ook relatief gezonde, vitale mensen, hun intrek in een bejaardenhuis. Ze hadden weinig zorg nodig en leefden daar betrekkelijk zelfstandig. Wat ik mij toen niet realiseerde, was dat het bejaardenhuis van toen, in de vorm waarin het toen functioneerde, maar van heel erg korte duur was, hooguit 30 à 40 jaar.
In de loop van de jaren is het bejaardenhuis, nu meestal verzorgingshuis geheten, een plek geworden voor mensen die heel veel zorg nodig hebben. Het heeft in 2006 heel veel moeite gekost om de dame van de indicatiecommissie ervan te overtuigen dat mijn moeder, die op haar 81e ineens rolstoel gebonden werd en geen stap meer kon lopen, niet meer kon leren om in haar rolstoel in haar eigen huis zelfstandig te functioneren. Ik zat bij het gesprek en ik luisterde met verbazing naar de vragen die gesteld werden. Mijn moeder was angstig en vol wanhoop. Ze was bang dat ze toch niet naar het verzorgingshuis "mocht". Op dat moment leerde ik dat mensen zeker niet zomaar meer in een verzorgingshuis opgenomen worden. De zorg in een verzorgingshuis is dan ook behoorlijk intensief, het is in feite zeer specialistisch werk. Mensen worden geholpen met wassen, aankleden, de kamer wordt schoongemaakt, medicijnen worden toegediend, insuline gespoten, steunkousen worden aangetrokken en ook weer uitgetrokken. Incontinentiemateriaal wordt besteld en anti-doorligmateriaal wordt geregeld om akelige doorlig-wonden te voorkomen.

En nu? Nu gaan veel verzorgingshuizen sluiten. Ongeveer 800 van de 2000 verpleeg- en verzorgingstehuizen verdwijnen. Wat moet er met dementerende of lichamelijk hulpbehoevende ouderen gebeuren?  

Hoe kwam ik uit de bijstand?

 Gisteren schreef ik over mijn bijstandsverleden. Lezers vroegen zich af hoe ik er uit gekomen ben. Wel dat zat zo:

Begin 1997 ging een vriendin (en buurvrouw) die ook in de bijstand zat een secretaresse-opleiding doen bij het Centrum Vakopleidingen. De opleiding werd betaald door de sociale dienst en kon door bijstandsgerechtigden gedaan worden. Vriendin heeft mij enthousiast gemaakt, ik heb contact opgenomen met mijn ambtenaar van de sociale dienst. Het was akkoord! Ik begon in juni 1997. We deden de parttime opleiding: twee hele dagen en de woensdagochtend. We leerden: typen, Wordperfect, Excel, Access, Word, mailen, Nederlandse, Engelse en Duitse handelscorrespondentie, telefoon beantwoording, agendabeheer, notuleren etc.
Bijzonder: zowel Excel als Word waren facultatief, ik kon ze er extra bij doen, maar het was niet verplicht. Laten dat nu juist de programma's zijn waar ik al jaren het meest mee werk? Een goede keuze van vriendin en mijzelf om deze programma's wel te doen.

In december 1998 kreeg ik mijn secretaresse diploma en kon ik aan de slag. Het was wel spannend, ik was 46 jaar, zou ik een baan kunnen vinden? Na krap 1,5 maand solliciteren kon ik aan het werk, vervanging voor zwangerschapsverlof. Weliswaar een tijdelijke parttime baan via een uitzendbureau, maar dan toch, de start was er! Zo heette trouwens het uitzendbureau ook!
Drie dagen per week werken leverde evenveel op als een bijstandsuitkering, dus mijn bijstandsuitkering stopte. Het was een geweldige ervaring: niet meer afhankelijk van een sociale dienst,  geen girogluren* en andere controle-maatregelen, gewoon helemaal vrij! Nu duurde dat niet zo lang, want de vervanging voor zwangerschapsverlof veranderde na een aantal maanden in 1,5 dag per week vervanging voor ouderschapsverlof en daarmee halveerde mijn inkomen uit werk. Dus daar stond ik weer bij de sociale dienst op de stoep voor aanvulling op mijn inkomen! Ik heb veel gesolliciteerd en ik werd per november 1999 aangenomen bij mijn huidige werkgever in een 0,75 fte. Ook eerst weer tijdelijk, maar na 3 jaar kreeg ik een contract voor onbepaalde tijd. Salarisverhoging ging best snel! Ik startte in schaal 5 en werk nu in schaal 7 ** en verder kreeg ik er in het begin ieder jaar een periodiek bij. Dat laatste is al lang voorbij ik zit al weer jaren aan het eind van mijn salarisschaal.
Mijn eerste maandsalaris bij mijn huidige werkgever: netto fl. 2159,37 = €979,88 (75%)

* Voor diegenen die niet bekend zijn met girogluren: ik moest mijn bankafschriften van de laatste 3 maanden meenemen en die werden dan uitgebreid nageplozen. Wat waren mijn inkomsten, welke uitgaven had ik en waarom had ik zo'n grote uitgave voor bijvoorbeeld schoenen? 

** Tussen 2002 en 2004 heb ik nog een avondopleiding Assistant to the Manager gedaan. Een avond per week en veel thuisstudie, daar kreeg ik vakken als Financiële analyse, Interne communicatie, Organisatie en haar strategievorming, Marketing, Projectmanagement, Kwaliteitszorg en een Incompany studie. De overstap naar schaal 6 en later schaal 7 hadden hier mee te maken. 

Hoe voelt dat? Bijstand?

 Al weer lang geleden leefde ik van een inkomen op bijstandsniveau. Vanaf november 1999 heb ik de bijstand definitief achter mij gelaten, maar ik denk nog vaak terug aan die tijd, vooral als het gaat over wijzigingen in de wet of ander nieuws.

Voor mij was bijstand:
- Leven in een achterstandswijk met drugsoverlast, vandalisme, zwerfvuil en andere ellende.
- Rondlopen in oude, lelijke kleding omdat er geen geld was voor nieuwe en mooie dingen. Ik naaide wel kleding, maar dat was van goedkope lappen op de markt en over het algemeen was die kleding het nèt niet. Ik had 2 spijkerbroeken en 2 truien, heel goedkope t-shirts die ik ook gebruikte als hemd en als nachthemd.
- Altijd letten op belkosten, stookkosten, want een onverwacht hoge rekening kon bruin niet trekken.
- Naar de middelbare school van de oudste gaan met een minimaformulier en aan de directeur vragen om een stempel en een handtekening, zodat ik een deel van het boeken- en schoolgeld terug kon vragen bij de sociale dienst. Dan wist de school, een gymnasium, gelijk dat we een bijstandsgezin waren.
- Me zorgen maken dat mijn kinderen er misschien op aangekeken werden dat we in de bijstand zaten.
- Aan het einde van het jaar met kwitanties en nota's van sportclubs en muzieklessen van de kinderen naar de sociale dienst om een deel van het geld weer terug te krijgen. Je zat daar dan eindeloos te wachten met veel andere bijstandsgerechtigden totdat je eindelijk aan de beurt was. Wel fijn dat ik wat terug kreeg overigens!
- Altijd weer weekbriefjes en later maandbriefjes inleveren bij de sociale dienst om door te geven of we in die periode extra inkomen gehad hadden. Dat was nooit het geval, maar die briefjes moesten ingeleverd worden. Geen ondertekend briefje, geen geld.
- Uitzichtloosheid. Ik kon alleen maar dromen over een baan. De dag dat ik mijn diploma kreeg was al zo lang geleden. Ik had weinig geen werkervaring en in ieder geval niet in een betaalde baan, hoe moest ik dan aan werk komen?
- Fietsen van de ene supermarkt naar de andere om overal de aanbiedingen te halen. Gek genoeg had ik er toen veel meer last van dan nu om alleen met aanbiedingen bij de kassa te staan. Toen had ik het gevoel een minder soort mens te zijn omdat ik echt afhankelijk was van die aanbiedingen. Nu pak ik gewoon het voordeel mee.
- Het gevoel te hebben buiten de maatschappij te staan. Ik deed niet mee, telde naar mijn gevoel niet mee en was alleen maar afhankelijk.

Eigenlijk had ik nog heel veel geluk, ik was hoogopgeleid en had goed overzicht over onze financiën. Ik kende alle regelingen en ik zorgde ervoor dat ik huursubsidie aanvroeg, en een vergoeding voor de kosten van de school en sport- en culturele clubs van de kinderen. Mede daardoor waren er geen schulden.
Hoe deden mensen het die wel schulden hadden en niet goed de weg wisten in bijstands-land? Geen idee, ik denk dat het voor hen veel moeilijker was. Dat waren ook de mensen die strafkorting kregen omdat ze niet kwamen opdagen bij een oproep voor een gesprek (je was echt verplicht te komen), of hun werkbriefje vergaten in te leveren.  Zo'n gesprek ging mij ook een stuk gemakkelijker af. Ik sprak met mijn HBO maatschappelijk werk opleiding ongeveer dezelfde taal als de bijstandsambtenaar.

In het licht van de huidige participatiewet: deed ik helemaal niets voor het geld dat ik kreeg?
Jawel hoor!

- Ik voedde twee dochters op tot fijne, slimme, volwassen mensen.
- Ik begeleidde als vrijwilligerswerk vrouwen-hulpverleningsgroepen.
- Ik was bestuurslid van de buurtorganisatie, ik deed in die hoedanigheid allerlei soorten klussen voor de wijk: buurtschouw, contact met politie, met wethouder en burgemeester enzovoorts en zo meer.
- Ik organiseerde in die wijk een LETS club, die later is gefuseerd met De Keerkring.
- Ik zat in de ouderraad van de crèche en hield me naast het bestuurlijke werk bezig met het regelmatig schoonmaken van speelgoed en het aanvragen van subsidies voor buitenspeeltoestellen.
- Ik was op de basisschool luizenmoeder, leesmoeder, bibliotheekmoeder en begeleider op schoolreisjes.

En dat allemaal niet omdat het moest van een ambtenaar van de sociale dienst, maar gewoon omdat het op mijn weg kwam. 

Vroeger

Het zal wel door de leeftijd komen, maar ik vind dat er in de afgelopen 61 jaar enorm veel veranderd is. Wat was er zo'n 61 jaar geleden allemaal anders dan nu?
Uit de oude doos een blogje van een tijd geleden:
  • We hadden geen douche, alleen een tobbe. Ik kwam in hetzelfde waswater als mijn broertje. Ik heb geen idee hoe mijn ouders zich wasten, want daar kregen wij niets van mee. Ik weet wel dat ze een wastafel met koud water op de slaapkamer hadden.
  • Tampons en weggooi-maandverband en weggooi luiers bestonden nog niet. Er waren alleen stoffen maandverbanden die in een stinkende emmer met soda ergens achter in de schuur stonden te weken. Daarna werd deze was uitgekookt en en de badstoffen lappen werden eindeloos weer gebruikt als maandverband.
  • poepdoos
  • Vitaminepillen heb ik nooit gehad, wel iedere avond een eetlepel levertraan. Brrr, vies dat dat was! Ik was enorm blij dat ik op een bepaald moment geen levertraan meer hoefde!

  • We hadden geen wc, alleen een tonnetje, een poepdoos. Het heette ook wel privaat. In Leeuwarden, mijn geboortestad, waren in 1951 nog 10.719 woningen met een ton, in 1962 was dat aantal geslonken tot 6.446 woningen. Ook mijn grootouders, allemaal woonachtig in de stad Leeuwarden, hadden zo'n ton.
    De tonneman haalde elke week de volle ton op en bracht een lege ton weer terug. In de ruimte waar de ton stond, stonk het altijd vreselijk, vooral zomers als het warm was, ondanks de deksel die op de ton zat.
  • We hadden geen CV, alleen een kolenkachel. Elke herfst leverde de kolenman zakjes kolen aan, die kwamen in de opslag in de schuur. Natuurlijk was er alleen een kachel in de woonkamer.
  • We hadden geen wasmachine, in grote ketels werd de was gekookt en op een wasbord werd de was in een tobbe geboend. Vervolgens ging de was door de wringer waardoor het redelijk droog werd.
  • We hadden geen wasdroger, alle was hing buiten op het platje te wapperen of hing op wasrekken rond de kolenkachel. Omdat alleen in de woonkamer gestookt werd, was de woonkamer de aangewezen plek om wasgoed te drogen.
  • Er was geen auto, alleen fietsen. Bijna niemand had een auto.  Er werd ook veel gelopen.
  • Op school zat je in zo'n tweepersoons houten schoolbank met ingebouwde inktpot in het midden. Ik heb ook op de middelbare school nog in zulke schoolbanken gezeten. Natuurlijk had
    schoolbank voor 2 personen
    je in het lokaal ook een zwarte kolenkachel. Ik weet nog dat rond de kachels in de kleuterschool grote zwarte schermen stonden. Dit was om te voorkomen dat kinderen spelend tegen de gloeiend hete kachel aan zouden komen. Wat ik mij vooral herinner, zijn de gigantische kachelpijpen die door het lokaal liepen.
  • De bakker kwam met een bakfiets langs de deuren. De groenteman en de melkboer kwamen met paard en wagen, net als de schillenboer. Ook kwam er een mannetje met een emmer met eieren langs de deur. Je kocht geen doosjes, maar gewoon losse eieren. De scharesliep had een duwkar waarmee hij langs de huizen ging. Ook kwam op vrijdag (de Katholieke kerk was vlakbij) de visman langs met een bakfiets met vis.
  • Ik weet nog dat ik voor de eerste keer naar een zelfbedieningssupermarkt ging.
    Toen was ik een jaar of 10. Je kon zelf alles uitkiezen en in een winkelkarretje leggen! Ongekend! Daarvòòr kwam je met een boodschappenbriefje en pakte de dame bij de balie alles in.
  • Er waren geen televisies, geen computers, geen telefoons, geen MP3 spelers, Iphones of ander speelgoed. Alleen een radio in de huiskamer, verder niets. Toen mijn opa een hartaanval kreeg en opgenomen werd in het ziekenhuis, kwam mijn oma huilend op de fiets bij ons langs om ons het slechte nieuws te vertellen.
  • Geld was toen nog gewoon geld en geen tegoed ergens bij een bank, je kon niet pinnen. Salaris ontving je in een zakje met een salaris strookje. En dat was ook echt een smal strookje papier met getallen.
  • De moeder van de buurman woonde in bij het gezin van de buren. "Beppe" had een gouden oorijzer op, een soort jakje en lange zwarte rokken aan. Diezelfde buren hadden 10 kinderen en dat was heel gewoon. Hoe ze allemaal sliepen, met oma er ook nog bij? Geen idee.
  • Je woonde met zijn allen in de woonkamer, in ieder geval in de winter, want in de rest van het huis was het te koud, die was alleen om te slapen. Woning isolatie en dubbel glas waren dingen waar wij nog nooit van gehoord hadden. Als het vroor, dan stonden de ijsbloemen aan de binnenkant op de ramen en dan kon je niet meer naar buiten zien, want het ijs zat er voor.
  • Vrouwen en meisjes hadden rokken aan. Dat hoorde zo. Als het heel erg koud was, dan droeg ik onder de rok nog een donkerblauwe wollen lange broek. Pas vanaf mijn 16e ben ik regelmatig broeken gaan dragen.
  • Mijn moeder droeg een hoofddoek als het waaide of als het koud was. Gewoon dichtgeknoopt onder haar kin. Ongeveer zoals op de foto. In de zomer een katoenen doek, in de winter een wollen exemplaar. Ik droeg ook wel hoofddoekjes als het koud was. Mijn oma's droegen in die tijd altijd hoedjes, behalve als het hoogzomer was.
  • We hadden opklapbedden: er was een soort ombouwkast, daarin kon je een bed in opbergen. Dan nam het in een kleine (woon)kamer overdag veel minder ruimte in. Ook hadden we extra bedden van metaal die je onder het gewone bed kon schuiven. De beugelvoet kon samengeklapt en dan kon het bed met matras en beddengoed en al onder een ander bed verdwijnen.

    Wat wilde ik hiermee zeggen? Er is in de afgelopen 61 jaar enorm veel veranderd! Ik had dat als kind nooit kunnen denken!
  •  

Lang geleden, de eerste keer dat ik samenwoonde

 Op mijn 20e ben ik samen gaan wonen met mijn toenmalige vriend. Het was in 1973. Mijn vriend was 36 jaar, en had geen cent te makken en ik evenmin. Ik studeerde en kreeg een toelage van mijn ouders. Studiebeurzen waren toen alleen voor arme studenten en mijn ouders verdienden te veel. Ze kregen wel 3x kinderbijslag voor mij, omdat ik uitwonend was. Dat kregen ouders van studenten tot hun kinderen 27 waren. Mijn vriend W. was pas gescheiden en bezat vrijwel niets, hij had een WAO uitkering (uiteindelijk vanaf zijn 34e tot zijn 65e jaar, maar dat wist ik toen nog niet). Hij huurde een ruime woning, dat kwam omdat zijn twee dochters meestentijds bij hem waren. We hadden 3 slaapkamers en een enorme woonkamer. Maar meubels hadden we nauwelijks.
Alleen in de slaapkamers en in de helft van de woonkamer lag vloerbedekking van de allergoedkoopste soort. De vloer van de andere helft van de woonkamer en de grote overloop was geverfd met roodbruine betonverf. Dat was de "vloerbedekking". In de douche, de toilet en in de keuken lagen tegeltjes van de woningbouwvereniging.
We hadden een houten keukentafel die uit een vijver gevist was. Doordat hij lang in het water gelegen had, liet de lijm op de meeste plaatsen los en was hij uitermate gammel. Bij deze tafel hadden we stoelen met biezen matten die zo hier en daar stuk waren.
De gasoven was afkomstig van een afvalcontainer. Hij was afgedankt, maar deed het nog wel. Het gasoven deel wat minder. Koekjes werden rechts een stuk donkerder dan links. Maar je kon er op koken en dat was het voornaamste.
De dochters hadden elk een bed. Een afdankertje, maar och, dat was geen probleem.
Vriend had helaas geen bed en ook geen matras, hij sliep in slaapzakken op een tweepersoons luchtbed. Toen ik bij hem introk, sliepen we samen op dat luchtbed. Het was plezierig dat de buren naar Tanzania verhuisden en ons hun van spaanplaat gemaakte bed + een morsige matras gaven. Dat was een stuk beter dan dat luchtbed! Die slaapzakken zijn we blijven gebruiken. In de zomer 1 en in de winter 2 aan elkaar geritste slaapzakken. Dekbedden of dekens bezaten we niet.
Gelukkig voorzag de woningcorporatie in kasten: een kast ik de keuken, een kast in de woonkamer, een kast in de berging, een kast op iedere slaapkamer. Dat was mooi, dan konden daar de paar lakens en handdoeken die we bezaten in opgeborgen worden.
In de woonkamer stond een oud tweepersoons bankje. Op een gegeven moment stortte dit bankje in elkaar en pogingen om het te repareren waren tevergeefs. We behielpen ons vanaf die tijd met kussens die we bij het grof vuil gevonden hadden. Verder hadden we wat geverfde sinaasappelkistjes. Dergelijke kistjes stonden ook op de kinderkamer. Daarin werd het speelgoed opgeborgen.
W. had ook geen gordijnen. Toen ik bij hem introk ben ik begonnen met gordijnen maken voor de slaapkamers en later heb ik die gemaakt voor de woonkamer. Toch wel prettig om wat stoffering te hebben.
We hadden geen tv, geen geluidsinstallatie. Wat hadden we wel? Een wasmachine, een oude koelkast en een oude piano.

Jongste dochter woont sinds kort in een kleine versie van zo'n zelfde woning als waar W en ik destijds in woonden. Ik moet zeggen, alle herinneringen komen weer terug. Wat woonden we daar in feite primitief! We hadden bijna niets, maar dat vonden we gewoon. En ook vrienden en kennissen gaven niet de indruk dat het raar was om zo weinig spullen te hebben en dat alles wat er was zo ongeveer van de "vuilnisbelt" kwam.

Mijn geloof in de goedheilig man

 Toen ik bijna 7 jaar was, was ik op de dag van de intocht van de Goedheilig man ziek. Helaas kon ik niet met mijn broertje mee naar de intocht in de stad Leeuwarden. Ik mocht bij oma thuis naar de tv kijken naar de intocht van de sint. Die intocht riep bij mij heel veel vragen op! Want die intocht was overduidelijk niet in de stad Leeuwarden. Er was sprake van een groot water en niets leek op de gebouwen zoals je die in het centrum van de stad Leeuwarden aantrof. Mijn geloof werd danig aan het wankelen gebracht. Ondanks de zwart-wit beelden was het duidelijk dat die sint niet in Leeuwarden aankwam, maar heel ergens anders! Hoe kon dat nou? Mijn ouders losten het op, door te vertellen dat het geen live uitzending was (zo heette dat toen nog niet, maar dat terzijde), maar een op film opgenomen uitzending en dat deze intocht al eerder had plaatsgevonden en op die zaterdag was uitgezonden. De uitzending was speciaal voor zieke kindjes, zodat die sint en piet ook konden zien. Oooo, zat het zo!! Toch raar, want daar werd tijdens de uitzending niets over gezegd!



16 november '13 sint in Groningen

Vandaag kwam de Sint in Groningen aan. In het echt en op TV! Natuurlijk moest mijn jongste dochter met 6 Wageningse studievriendinnen bij dit gebeuren aanwezig zijn. Konden de vriendinnen meteen het huis van dochter en vriend bewonderen en bijpraten. Hoe het was, die intocht in de stad Groningen, dat hoor ik binnenkort! Zelf heb ik op tv gekeken naar dit feest.

Leuk, het deed me weer helemaal terugdenken aan toen mijn dochters klein waren. Toen oudste 15 maanden was, stond ik met haar op mijn schouders, vlakbij de plek waar de sint nu aan wal kwam! We pendelden in later jaren vaak langs de route: eerst naar de boot kijken, en dan langs de route in de stad. 

Vogelaarwijken, de zogenaamde krachtwijken, zijn mislukt.

 Gisteren was in het nieuws dat het beleid om van de Vogelaarwijken krachtwijken te maken niet goed heeft gewerkt. Klik hier voor het bericht op Nu.nl en hier voor de NOS.
Ik heb járen in zo'n wijk gewoond, namelijk tussen 1981 en 2007. Dan kun je spreken van geruime tijd vind ik. In deze blogjes kun je lezen hoe het was in deze buurt:  blogje 1, blogje 2.
Tussen 1992 en 2000 was ik als bewoner actief in de buurt.
Wat ik steeds heb zien gebeuren, was het volgende: studenten en mensen in de bijstand betrokken huurhuizen in de buurt. Als het deze mensen lukte om zich te verbeteren en meer inkomen te verwerven, dan verhuisden ze en gingen in de betere buurten wonen. De een na de ander vertrok. Ik kan zó tientallen namen van gezinnen noemen die vertrokken. Ik ben zelf in 2007 weggegaan.
Wat kwam er voor in de plaats? Arme sloebers die op hun beurt weer moeite deden om zich aan de buurt te ontworstelen. Wat bleef was een vaste kern van mensen die ondanks dat het economisch goed ging, soms wel 2e of 3e generatie werkloos was. Mensen die verstandelijk niet goed mee konden komen, verslaafden, psychiatrische patiënten. Er werden rond 1993 ook koophuizen gebouwd, maar bewoners van deze woningen bevonden zich min of meer op eilandjes in deze buurt en namen niet deel aan wijkactiviteiten en participeerden evenmin in bewonersorganisaties. Nadat ik vertrok zijn er meer koophuizen gebouwd en zijn er huurwoningen opgeknapt en als koopwoning verkocht. Ik vermoed dat er steeds meer een tweedeling ontstaat tussen de "oude" bewoners en de kopers.
Ik heb vanaf het begin mijn bedenkingen gehad tegen het beleid om van de achterstandswijken pracht- of krachtwijken te maken. Omdat steeds de bovenlaag vertrekt gaat de wijk er gewoon niet op vooruit. En met zo hier en daar koopwoningen neer zetten los je de problemen ook niet op.
Heb jij ervaringen met een achterstandswijk waar dit ook speelt?  

Geld op de bank of in een oude sok?

 Met alle gedoe rond banken die dreigen om te vallen en internetsaldi die niet kloppen zou je bijna
denken dat het beter is om je geld in een oude sok te stoppen en onder je matras te leggen.
De afgelopen dagen is er voortdurend wat. De storingen schijnen nu wel degelijk veroorzaakt te worden door internetcriminelen die het voorzien hebben op onze bankgegevens en het geld van jou en van mij willen stelen. (Bron: NOS)

Toen ik een kind was, bestond het internetbankieren en betalen via internet nog helemaal niet. Mijn vader kwam met zijn loonzakje thuis, dat geld werd zorgvuldig geteld en in potjes gestopt: voor het ziekenfonds, voor de boodschappen, voor de hypotheek, voor gas en licht. Ik heb geen idee hoe dat geld vervolgens bij de hypotheekverstrekker terecht kwam of bij het energiebedrijf. Is er iemand die weet hoe dat ging? Toch via de bank? Of op een andere manier? De ziekenfondsman kwam maandelijks langs om het geld op te halen,dat weet ik. Ik kreeg zakgeld voor in mijn spaarpot. Met die spaarpot ging ik naar de bank en dan kwam het geld op een spaarbankboekje. Dat deed ik zelf vanaf ongeveer 10 jaar. Geen legitimatie, verder helemaal niets. Misschien had ik wel begeleiding nodig van een ouder om geld van mijn spaarrekening af te halen, maar sparen bij ons voor de toekomst en die toekomst was nog lang niet aangebroken, dus er kwam alleen geld bij.

Nu bestaat er zoiets als virtueel geld, plastic geld. Ik ontvang mijn salaris en dat kan ik zien aan mijn banksaldo. De meeste betalingen gaan via de bankrekening, daarvan krijgt niemand daadwerkelijk het geld in handen. Alleen de boodschappen betaal ik meestal met contant geld. In feite is dit een fractie van mijn salaris. Ik verdien zo'n 1500 netto per maand (+ vakantietoeslag + zorgtoeslag). Daarvan besteed ik ongeveer 10% contant, de rest gaat allemaal digitaal ergens naar toe.

Het is nu zo onrustig, worden de banken aangevallen door internetmisdadigers? Wat moet er nu gebeuren met mijn geld op mijn (spaar)rekeningen?
Ik ga er voorlopig vanuit dat mijn geld veiliger op de bank is dan in een oude sok. Inbrekers hebben veel ervaring met geld vinden in huis, volgens mij hebben die je geld zó gevonden, ook al ligt het in de vriezer, onderin de kattenbak (zorgvuldig verpakt, dat natuurlijk wel), in de broodtrommel, in je piano of onder je matras. Ik denk dat inboedelverzekeringen geen diefstal van flinke sommen contant geld vergoeden. Dus bij inbraak ben je behoorlijk gedupeerd.
Ook mis je rente op spaartegoeden. Nou weet ik wel dat de spaarrente niet zo hoog is, maar het is toch nog altijd minstens 2%. Stel je hebt 20000 spaargeld, dat zou je  per jaar 400 euro rente opleveren. Dan zou het toch jammer zijn dat je die rente mist doordat je het geld daar onder je matras ligt?  

Zuinig en armoede ruim honderd jaar geleden

 Gisteren was ik bezig over vroeger, nu ga ik nog verder terug, naar de gezinnen van mijn overgrootouders.
Mijn ouders waren afkomstig uit een arbeidersmilieu. Beide grootouderparen waren strijdbare arbeiders die streefden naar verbetering van de omstandigheden van de arbeiders. De ene oma liep mee met betogingen voor het vrouwenkiesrecht, de andere opa was zeer actief in de vakbond. Mijn grootouders zijn geboren in 1896, 1896, 1898 en 1899. Ze waren dus van de zelfde generatie

De voorouders van mijn grootouders woonden op het Friese platteland. Rond 1890 zijn deze families naar de stad Leeuwarden getrokken om daar werk te vinden als werkman of arbeider. De gezinnen waren groot en men kwam terecht in kleine woninkjes. Mijn beide opa's hadden 10 broers en zussen. Mijn beide oma's kwamen uit een wat kleiner gezin, zij hadden elk 4 broers en zussen, naar de huidige maatstaven nog steeds veel mensen.


Trekschuiten in Leeuwarden 1896 - Nieuwstad. Bron: www.binnenbuitenpost

Ik heb gehoord dat deze mensen woonden in tweekamerwoningen in een steeg. Er was een kamer met bedstede op de begane grond en een zolder boven. In de kleine woningen werd de was gedroogd, het eten op petroleum gekookt, of er werd in de winter een rokerig turfvuur gestookt. Op die zolder sliepen de kinderen. Ik weet van het huis van de ouders van mijn oma dat ze waterleiding hadden. Er was een kraan in de gang bij de voordeur, ongeveer op kniehoogte, zodat je er een emmer water uit kon tappen. En dat was het dan, wat het water betreft.

Wc’s waren er niet, de gebruikelijke voorziening was een ‘gemak, of poepdoos’ achter in of buiten het huis. Zittend op een houten bankje deden de bewoners daar hun behoefte, boven een ton. In de stad Leeuwarden was een wisseltonnenstelsel. Een keer in de week werd de volle ton vervangen door een lege ton. In 1970 waren nog steeds 2500 huishoudingen die gebruik maakten van een ton. Ook in het huis van mijn grootouders, en tot 1960 in het huis van mijn eigen ouders, was een ton. Die ton stond in een aangebouwd schuurtje. Er was geen verwarming. Het was in de winter heel koud om naar de ton te gaan. Eén voordeel had de kou wel, als het warm was, had je veel meer last van de geuren die de ton verspreidde, in de koude was de ton relatief geurarm. Ik heb ook nog meegemaakt dat er geen wc was, maar alleen een tonnetje. Ik was altijd heel bang voor de tonnenman, de man die de zware ton kwam verwisselen voor een lege. Ik was bang dat hij zou knoeien en dat de vieze derrie over mij heen zou vallen. Er gaan verhalen de ronde, dat als bewoners deze mensen geen fooi gaven, er regelmatig "per ongeluk" een ton viel in de gang of in de huiskamer.

Ik heb gezocht om oude foto's van dergelijke woningen, maar in armoedige buurten hadden mensen geen fototoestel en voor een foto was ook weinig aanleiding: wie wil er nou een foto maken van een armoedig huisje.

Bij onderzoek van de on-line archieven ontdekte ik dat de gezinnen van mijn overgrootouders niet alleen hun eigen kinderen herbergden, maar ook familieleden. De oom en grootvader van mijn opa woonden in bij het gezin van mijn opa. Er waren 11 (!) kinderen, van deze kinderen werden er 9 volwassen en 2 zijn als kind overleden. Waarschijnlijk betaalden de oom en grootvader voor kost en inwoning, zodat er iets meer geld was om alle kinderen te voeden en te kleden. Ook in het gezin waar mijn oma opgroeide, woonde een broer van de moeder als kostganger, zodat ook in dat piepkleine huisje 8 mensen woonden.

Hoe leefden ze? Eerlijk gezegd weet ik er niet zo veel van. Wel dat er niet in alle huishoudingen voldoende stoelen waren en de kinderen moesten staan bij het eten. In de heel grote gezinnen, waar 13 mensen in één huis woonden, werd ook wel in ploegen gegeten. Eerst 6 mensen een maaltijd en daarna de overige zeven. Ook weet ik dat de kinderen vanaf hun 11e of 12e jaar werkten. De meisjes in een dienstje als dienstmeid en de jongens als knechtje, als hulpje. De vrouwen bleven thuis, zorgden voor al die kinderen, deden de huishouding, breiden sokken, truien, naaiden kleding, deden boodschappen.
En voeding? Mijn opa had een groententuin en kippen, gewoon midden in Leeuwarden, vlakbij de sportvelden van Cambuur.  Ik veronderstel dat zijn ouders ook al wel groenten verbouwden en dat mijn opa deed wat zijn ouders ook al deden. Leeuwarden was een provinciestadje. Waarschijnlijk waren er wel stukjes grond beschikbaar waarop groenten verbouwd konden worden. De andere opa had perenbomen in zijn tuin, stoofperen en handperen en ook hij hield kippen.

Overigens bereikten een deel van mijn overgrootouders echt respectabele leeftijden. Ik had acht overgrootouders, ze werden 73 (m), 65 (V), 89 (m), 64 (v), 89 (m), 77 (v), 84 (m), 83 (v)
De rode koppels zijn de grootouders van mijn moeder en de groene koppels zijn de grootouders van mijn vader. Opvallend is dat alle grootvaders ouder werden dan hun echtgenoten. Zou dat met de armoede te maken hebben gehad? Of was het toeval?  

Besparen met de moeder van zuinigaan

Je moet niet denken dat ik bezuinigen van een vreemde heb, veel van mijn bespaargewoontes heb ik rechtstreeks van mijn moeder. Ze was van 1923 en heeft tijdens de crisis- en oorlogsjaren, maar ook in de magere jaren 50, toen mijn vader heel lang tuberculose had en mijn ouders automatisch erg weinig inkomen hadden, een schat aan ervaring opgedaan in het zuinig leven. Wat deed mijn moeder allemaal om te bezuinigen?

Boodschappen: ze zocht in de plaatselijke (gratis) krant uit welke aanbiedingen de supermarkten hadden. Vervolgens werd er een lijstje gemaakt en dan werden voornamelijk de wekelijkse aanbiedingen uit minstens 3 supermarkten aangeschaft. Overigens werd ik er als tiener met de fiets op uit gestuurd om deze boodschappen te halen. Ik voelde mij heel goedkoop om overal de reclameaanbiedingen op te halen. Dat ik de boodschappen moest doen, kwam doordat mijn moeder vanaf mijn 11e ziek was en bedlegerig. Die kwam de deur niet uit. Mijn broer hoefde geen boodschappen te doen, die was een jongen, zo ging dat in die tijd.

"gratis" warm water. Er stond altijd een ketel en/of een pan met water op de kachel, zodat voor de afwas of voor andere zaken warm water beschikbaar was.

Textiel: Kleding van ooms, tantes, neven en nichten werd vermaakt tot kleding voor mij en mijn broer. Het was een heel feest als er kleding van nieuwe stof gemaakt werd. Mijn moeder maakte vrijwel alle kleding zelf, ook jassen waren zelfgemaakt. Soms werden hiervoor binnenste buiten gekeerde oude jassen gebruikt. Van de vierkantjes overgebleven stof van jassen werden patchwork-dekens gemaakt.
Oude lakens die in de midden dun waren geworden, werden in de lengte doormidden geknipt en vervolgens werden de zijkanten aan elkaar genaaid, waardoor weer een bruikbaar laken ontstond dat nog weer jaren meeging. Het laken was ietsje smaller geworden en je lag midden op een naadje, maar dat vond mijn moeder geen probleem en ik wist niet beter.
Mijn moeder maakte van oude handdoeken zelf maandverband. Die handdoeken werden in repen geknipt en 3 lagen werden boven op elkaar genaaid en dat werd het wasbare en herbruikbare maandverband. De restjes van de handdoeken werden omgetoverd tot washandjes. Die dikke maandverbanden heb ik ook nog wel gebruikt. Ik had er een hekel aan, want het was een enorme prop, beslist niet prettig om te dragen. Gebruikte maandverbanden kwamen in een emmer (met deksel) in een sodasopje en werden na de menstruatie-week uitgekookt in een tinnen teil op het vuur. De stank was in mijn herinnering gigantisch. Uiteindelijk waren de maandverbandjes weer fris en bruikbaar voor de volgende ronde. Later, toen ik flink had lopen klagen over de dikke proppen, mocht ik badstoffen maandverbanden uit de winkel gebruiken. Weggooi maandverband, dat kon echt niet! Die kreeg ik alleen mee op schoolkamp, maar verder niet.
Wollen truien werden uitgehaald, de wol werd gewassen en opnieuw gebruikt voor gebreide truien, rokken, wollen onderbroeken, warme wollen hemden etc.

Er werd vrijwel niets weggegooid, alles had zijn nut. Fruit met rotte plekken werd geconsumeerd, de rotte plekken werden afgesneden en de rest moest worden opgegeten. Dit gold ook voor schimmels op kaas en brood. De schimmel werd verwijderd en de boterham of de kaas was geschikt voor consumptie. Ik herinner mij een bloemkool die onder de luis zat. Mijn moeder kon de luis niet goed van de kool krijgen, ook niet in zout water of zo. Moeder kookte de bloemkool, maakte een sausje en diende de bloemkool op met veel zelf geraspte nootmuskaat, zodat het net leek of er helemaal geen luisjes opzaten, die leken sprekend op stukjes nootmuskaat. De rest van de familie heeft er smakelijk van gegeten, ik at maar een heel klein beetje, ik had niet zo’n trek.
Schillen werden aan de deur opgehaald door de schillenboer die ze gebruikte als vee-voeding.

We gebruikten in Leeuwarden, waar we tot mijn 9e woonden, erg weinig water, want we hadden geen wc, maar een tonnetje dat 1x per week opgehaald en omgeruild werd. Verder wasten we ons in de tobbe, een bad of douche hadden we niet.
In feite zijn bovenstaande besparingen natuurlijk prima manieren om behalve te besparen ook het milieu te ontlasten. Ik heb websites gevonden waarin nog steeds katoenen maandverbanden worden verkocht, klik hiervoor hier en hier

 Zuinig in de jaren 80

  
n de jaren tachtig was er ook een ernstige economische crisis. In Nederland was in 1983/1984 wel 10% van de beroepsbevolking werkloos. In de stad Groningen, waar het economisch nog een stuk slechter ging, hadden we een werkloosheidspercentage van 25%. Ik heb de crisis van 1983/1984 van dichtbij meegemaakt. Voor mij is de huidige crisis dus de 2e crisis die ik heel bewust meemaak. Hoe zag het leven er in 1983/1984 voor mij er uit?
Ik studeerde en had relatief een ruime beurs, ruimer dan de studiefinanciering die op dit moment verstrekt wordt. Ik woonde samen met mijn vriend, ook student, in een huurhuis met 1 kleine woonkamer en 1 slaapkamer, waar net een bed en een garderobekast in paste. We stookten zuinig en verwarmden alleen de woonkamer, de rest van de radiatoren hadden we dichtgedraaid, ook in de douche, we vonden dat het hete douchewater de ruimte voldoende verwarmde. De was droogden we buiten, onder het balkon van de bovenburen. We gingen nooit uit eten en haalden het meeste eten van de markt, na afloop van de colleges. Ik herinner me vooral het eten van scholletjes en wijtingen die toen heel goedkoop waren. Verder aten we vegetarisch, veel bonen of alleen aardappels, groenten en een eitje. Reizen deden we bijna altijd op de fiets en onze (schoon)ouders kwamen bij ons op bezoek. Dat scheelde ons reisgeld. Omdat schoonvader werkzaam was bij een zuivelfabriek en schoonouders een moestuin hadden, brachten ze bij elk bezoek aardapppels, veel kaas en groenten mee. Mijn vriend ging ook regelmatig op de fiets naar huis (heen en terug ruim 100 km) en nam dan weer eten van schoonouders mee. Ik kan me niet herinneren in die periode zelf aardappels of kaas gekocht te hebben.
We gingen ook op de sportfiets op vakantie en we kampeerden in het wild of op kleine goedkope campings. Er waren wel regels ten aanzien van vrij kamperen, maar die werden in ieder geval in België en Frankrijk niet strikt nageleefd. We fietsten een twee weken lang elke dag gemiddeld 125 km en kwamen op die manier in België, Duitsland, Zuid-Frankrijk, Zwitserland en Oostenrijk. En vervolgens fietsten we dan weer terug naar Nederland. De kosten van een fietsvakantie waren niet veel hoger dan dat we thuis gebleven waren. Thuis moet je tenslotte ook eten. Mijn vriend was een uitstekende fietstechnicus. Alle reparaties en onderhoud deed hij zelf.
In de weekenden maakten we bij goed weer regelmatig uitstapjes op de fiets, òf naar noorden, naar het prachtige Groningse hogeland òf naar het zuiden, de bossen van Drenthe in. We moesten onze fietsconditie tenslotte wel wat bijhouden, je kunt niet volkomen ongetraind op fietsvakantie gaan.
Kleding kochten we vrijwel niet, ik had een naaimachine en ik naaide en ik breide heel veel zelf. In die tijd waren zelfgebreide truien heel erg trendy. Stoffen haalde ik van de markt. Ik had een paar naaipatronen waar ik steeds weer op varieerde, want patronen voor zelfmaakkleding waren erg duur.
We gingen niet uit, daar was geen geld voor, maar we gingen bij elkaar op bezoek en speelden bordspelletjes, zoals Risk.
Welke verjaardagscadeautjes gaven we? Potten zelfgemaakte bramen- en vlierbessenjam, zelfgekweekte planten en stekken, zelfgebakken (appel)taarten, casettebandjes met muziek van LP’s die we geleend hadden en opgenomen hadden. Niemand in mijn persoonlijke omgeving had werk, dat vond ik heel gewoon in die tijd. Vrienden van mij kwamen bijna zonder uitzondering in de bijstand terecht, of bleven studeren. Een studie die tien jaar duurde was heel normaal in die tijd. Vrienden woonden in kraakpanden en waren actief in allerlei organisaties zoals Amnesty, Greenpeace etc. Uit deze periode stammen ook de kringloopwinkels die hier nog steeds actief zijn. Computers, videorecorders, dvd spelers en mobieltjes had niemand, wel een platenspeler en een cassetterecorder. We leenden LP’s van elkaar en van een muziekafdeling bij de bibliotheek. Toen mijn oma overleed, erfden we een echte kleuren TV. Dat was al heel wat in die tijd. We hadden geen vaatwasser, geen wasdroger, geen oven, geen afzuigkap, geen magnetron, geen koffiezetapparaat, geen broodrooster, geen broodbakmachine, geen waterkoker, geen friteuse, geen gourmetstel, geen mixer, geen blender, geen keukenmachine, geen tosti ijzer, geen citruspers, alleen een stofzuiger, een afgedankt koelkastje, een afgedankt vierpitsgasstel en een wasmachine en we misten de dingen die we niet hadden absoluut niet, we wisten niet beter.
Ik ben zelf pas in 1998 gaan werken. Omdat ik in 1986 en in 1989 mijn dochters kreeg en de vader van mijn kinderen steeds ernstiger psychiatrische ziek was (en is), heb ik ervoor gekozen niet te werken zolang de kinderen klein waren, want ik had er als het ware nog een groot kind bij. Door de zuinige jaren 80 vond ik het geen enkel probleem om in de bijstand te zitten, ik was gewend om met weinig toch fijn te leven.  

Bejaardenhuizen vroeger

Eigenlijk bestaat het moderne bejaardenhuis nog helemaal niet zo lang. Pas rond 1965 werd het eerste moderne bejaardenhuis geopend.  Mijn grootouders, geboren in 1896, 1898 en 1899, waren enthousiast over de nieuwe bejaardenhuizen en schreven zich in. Toenertijd was er een wachtlijst. Als je aan de beurt was, dan kon je verhuizen naar een bejaardenhuis. Ook relatief gezonde ouderen gingen in een bejaardenhuis wonen, ideaal in hun ogen: er werd gekookt, schoongemaakt, alles werd geregeld.
Waren er vroeger geen bejaardenhuizen? Ja wel huizen die er op leken:
Er waren wel gasthuizen en armhuizen waar ouderen en zieken verpleegd werden. In de familie van mijn vader hebben veel mensen in het Stadsarmhuis in Leeuwarden verbleven. Daar kwam ik achter door stamboomonderzoek. In het bevolkingsregister zijn adressen beschreven van inwoners. Als kind kwam ik wel eens in het gasthuis, zoals het toen heette, destijds gevestigd in de Haniasteeg. Het was een huis met grote kamers. In de woonkamers woonden groepen bejaarden. In de slaapzalen stonden de bedden van deze ouderen. In de woonkamers zaten meerdere, verwarde, oude mensen bij elkaar aan een tafel. Privacy was volledig afwezig en communicatie was lastig, want de oom van mijn vader was nogal doof. Mijn vader moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken. Diezelfde oom werd op een gegeven moment bedlegerig, dan bezochten we hem op de slaapzaal in datzelfde gasthuis.
Vaak woonden ouderen in eerste instantie bij hun kinderen in, maar als de ouderen te oud en gebrekkig werden en misschien ook dement (?) dan gingen ze naar het gasthuis.
Ook waren er diaconiehuizen die vanuit de kerk opereerden en hulpbehoevende bejaarden opnamen.
In de stad Groningen heb je prachtige gasthuizen of hofjes, zeker zo'n 31 in totaal, soms gesticht door particulieren, soms gesticht door de diaconie, zoals het Aduarder gasthuis, het Sint Anthonie gasthuis, Jacob en Annagasthuis; het Doopsgezind gasthuis, het Sint Martinus Gasthuis, het Middengasthuis aan de Kleine Rozenstraat. het Middengasthuis aan de Grote Leliestraat, het Pelstergasthuis, het Pepergasthuis of Geertruidsgasthuis. In al deze hofjes woonden vroeger bejaarden, soms arme mensen, soms kochten mensen zich in om verzekerd te zijn van zorg.
Pas toen ik al een puber was ontstonden de eerste bejaardenhuizen zoals wij die nu kennen. Mijn beppe ging vanaf 1966 (toen was ze 68) in een bejaardenhuis wonen en ze heeft tot haar dood in 1984 in dit bejaardenhuis gewoond.  

Bijstand - 2

Er is naar aanleiding van mijn bericht van eergisteren een forse discussie losgebarsten. Op de bijstand wil ik hierbij toch wat verder ingaan.
Bijstand.
Ik lees geluiden als: indien je 17 jaar in de bijstand hebt gezeten, mag je geen aanspraak meer doen op zorgtoeslag, dan heb je al zoveel geld gehad, dat je je rechten verspeeld hebt.
Nicole schrijft dat ik het 17 jaar heb weten vol te houden in de bijstand.
Mijn bijstandsverleden ziet er zo uit: ik heb geen 17 jaar achtereen in de bijstand gezeten. Eerst twee jaar begin jaren 70, toen ik mij na voltooien van een studie een slag in de rondte solliciteerde en pas na 2 jaar een baan kreeg.
Daarna in 1979 na het stoppen met een studie een aantal maanden bijstand, voordat ik werk kreeg in de fabriek als productiemedewerker in de ploegendienst.
Daarna in 1984 na het afronden van een HBO-opleiding. Ik heb in deze periode hard geprobeerd werk te krijgen, maar het was een periode met een hoge werkloosheid (klik voor meer info op de link). In Groningen was toen een werkloosheid van 25%! In mei 1985 overleed mijn babydochter tijdens de bevalling en dat was niet zo'n goed uitgangspunt om weer aan de slag te komen. In 1986 werd mijn oudste dochter geboren, vriend studeerde nog, vanaf dat moment kregen vriend en ik twee jaar lang een gehuwdenbeurs. Dit was minder dan bijstand. In de periode na de geboorte van jongste dochter in 1989 werd vriend steeds ernstiger lichamelijk en psychisch ziek, waardoor hij niet meer voor de kinderen kon zorgen en feitelijk zelf verzorgd moest worden. Hij stopte met zijn studie, de gehuwdenbeurs hield op, we kwamen weer in de bijstand.
Ondertussen was ik qua zicht op werk in de rubriek onbemiddelbaar terecht gekomen en dat werd ook zo tegen mij gezegd. Ik liep tegen de 40, ik zou geen werk meer kunnen krijgen: te oud, opleiding te lang geleden, veel werkloosheid. Kortom, er zat niemand op mij te wachten. Ik was op een zijspoor gezet en ik had weinig mogelijkheden om uit de bijstand te komen. Wonend in een achterstandswijk voelde ik mij 2e rangsburger. Het was een heel uitzichtloze situatie. Geen perspectief op verbetering, elke dag de eindjes aan elkaar moeten knopen. Nauwelijks op vakantie, creatieve oplossingen bedenken voor kinderfeestjes, cadeautjes, kopen op de groei, zoeken bij 2e hands winkels om leuke kleding, zelf van lappen van de markt mooie creaties voor de kinderen maken. Ik had 1 paar schoenen, een stapeltje T shirts, 2 truien en 2 broeken, dochters hadden wat meer. Rond 1997 bloeide de economie weer wat op, er waren op de arbeidsmarkt mensen nodig. Een vriendin liet zich met toestemming van de sociale dienst omscholen tot secretaresse en zei: "Dat is ook wel wat voor jou!" Ik heb toestemming gevraagd aan de sociale dienst en ja het mocht, ik ging voor 20 uur per week een leertraject in! Vriend woont vanaf begin 1998 in een GGZ-instelling, omdat het thuis echt niet meer ging.
Vanaf januari 1999 ben ik aan het werk. Ik kan jullie zeggen, het bevalt een stuk beter als thuis zitten. Werken geeft structuur, contacten, waardering en daarbij ook nog eens een beetje meer inkomen dan bijstand. Je kunt tien keer beter werken dan in de bijstand zitten.
Ik heb in de periode dat ik in de bijstand zat heel wat mensen gekend die ook noodgedwongen gebruik moesten maken van deze regeling. Ik ken niemand die daar misbruik van maakte. Het ging altijd om mensen die na een studie niet aan het werk konden komen, die 1,5 dag per week werkten of die ontslagen waren. Het waren allemaal mensen met jonge kinderen, net als wij toen. We moesten toch ergens van leven? Om nou te zeggen dat we bezig waren (om Nicole te citeren:) "zoveel mogelijk staatsgeld binnen te sleuren onder het mom "ik heb er recht op" nou nee, we waren alleen bezig met overleven!
Mijn inkomen is nu per jaar 8000 euro beneden modaal. Ik denk dat modaal nooit haalbaar zal zijn, maar ik ben tevreden met wat ik heb en mijn werk ervaar ik als een verrijking van mijn leven.

Leuke TV serie over vroeger tijden

De tv serie is bedoeld voor kinderen, maar ik vind hem ook heel leuk. Het gaat over hoe mensen in Nederland vanaf 1910 leefden. Een gezin van nu met drie kinderen en de grootouders gaat de uitdaging aan om een tijdje net zo te leven als mensen rond 1910, in de crisistijd en later. Iedereen levert alle verworvenheden van de moderne tijd in: laptops, mobieltjes, Ipods. In het begin van de vorige eeuw was het voor de gewone (= arme) mensen heel primitief, er was geen gas om op te koken en voor verwarming, geen elektriciteit, geen waterleiding. Zelfs WC-papier ontbreekt. Mensen moesten zich in de tobbe wassen, allemaal in hetzelfde badwater. Zuinig was het wel ;-)
Het programma heet: Mooi was die tijd.
Je kunt de serie bekijken op Uitzending gemist.
Tot eerste Pinksterdag ben ik op reis. Misschien kan ik mijn blogje zo lang niet missen en blog ik nog wat vanaf een Spaanse computer? Wie weet! Jullie merken het wel! 

Stamboom

Naar aanleiding van het overlijden van mijn schoonzus heb ik mij in de meivakantie bezig gehouden met stamboom onderzoek. Het overlijden kwam niet onverwacht, ze had 21 jaar met een hersentumor overleefd, maar de afgelopen jaren eiste de tumor steeds meer zijn tol. Ik was ondanks haar ziekte en naderend einde toch behoorlijk aangedaan. Deze emoties heb ik deels omgezet in een gedegen stomboomonderzoek via internet. Alle familie komt uit Friesland, ook mijn schoonfamilie, dus via de dataverzameling van Tresoar kwam ik een heel eind. Ik heb alles gezocht, niet alleen in de lijn van vaderskant, maar ook die van moeders kant en daar weer de moeders en daar weer de moeders van en ga zo maar door. Bij alle takken van mijn stamboom en de stamboom van de vader van mijn kinderen kan ik 5 generaties terug. Dit waren de grootouders van de grootouders van mijn ouders en schoonouders. Bij sommige takken is het mij gelukt om 7 generaties terug te gaan. Wat daarbij een rol speelt, is of een voorouder één van de oudste kinderen was, of juist één van de jongsten. Wat mijn verbaast is het grote aantal levenloos geboren kinderen. Hoe zou dat gekomen zijn? Duurde de bevalling te lang, is het overlijden veroorzaakt door ziekte van de moeder? Mijn betovergrootmoeder bijvoorbeeld kreeg tussen 1858 en 1879 in totaal 13 kinderen, waarvan er 6 doodgeboren waren en 3 als baby overleden. Ze had nog 4 van de 13 kinderen over die wel volwassen werden. Schokkend vind ik dat!!
Sommige sterven jong, vrouwen soms in het kraambed. Anderen worden verbazend oud, soms ver in de tachtig. Veel verder dan geboorte-, huwelijks- en sterfdata kom ik niet. Soms is het beroep te achterhalen: arbeider, timmerman, meubelmaker, schoenmaker, tabakskerversknecht, knoopmaker, Soms is het mogelijk om via het strafrechterlijk archief of memories van successie. Van successierechten is geen sprake, alleen gaat het in een enkel geval om voogdij over minderjarige kinderen, rijk is geen van mijn familieleden ooit geweest. Een andere betovergrootmoeder heeft een dag in de cel doorgebracht wegens iets onduidelijks. Ik kan niet lezen wat het is, ze is dan 67 jaar en weduwe, haar man overleed toen ze 55 jaar was. Misschien had ze gewoon honger en heeft ze iets gestolen?
Ik vind het heel leuk dat sommige gemeenten al zo veel gedigitaliseerd hebben. Ik heb van in Leeuwarden geboren, getrouwde en overleden familieleden ook alle actes in kunnen zien. Ik hoop dat de digitalisatie verder gaat en er ook van familieleden in overige gemeenten heel veel vindbaar wordt! 

Reactie op het boek "Alle dagen schuld"

Naar aanleiding van het lezen van het boek Alle dagen schuld, en wat ik schreef over 2e en 3e generatie werklozen en kinderen in achterstandswijken, ben ik gaan nadenken over mijn eigen jeugd.
Hoe gingen mijn ouders met geld om, welke boodschappen heb ik over geld en schulden van huis uit meegekregen?
Hoe belangrijk vonden mijn ouders een opleiding?
Wat geld betreft: mijn ouders waren uiterst zuinig. Ze hebben in 1956 een huis gekocht, terwijl de hypotheeklasten voor hen heel hoog waren. Mijn vader had door een onderbreking als dwangarbeider in de oorlog en vervolgens een langdurige behandeling voor TBC, en ook door de economische crisis van voor de oorlog een flink gat in zijn carrière. Hij was op zijn 30e op een punt waar veel werknemers van nu al op hun 25e zijn: hij had voor het eerst een vaste baan met enige inkomensgarantie.
Er kon dus van alles niet, we hadden geen wasmachine, geen koelkast, geen tv, al helemaal geen auto. We hadden geen wc of douche, maar een tonnetje en mijn broertje en ik werden gewassen in de zinken tobbe in de woonkamer. Pas na verloop van tijd ontstond er iets meer financiële ruimte en werd er een echte wasmachine en een centrifuge aangeschaft. Dat was waarschijnlijk in 1961. Toen werd er door mijn oom en mijn grootvader ook een douche aangelegd. Ook pas in 1960 of in 1961 nam mijn vader (geboren in 1923) zijn eerste autorijlessen.
Er werden pas uitgaven gedaan als daar werkelijk geld voor was.
Zakgeld moest ik verdienen door het doen van klussen in huis: afwassen, stofzuigen, ramen lappen. Zonder klussen geen zakgeld.
In 1962 is het huis van mijn ouders verkocht omdat mijn vader in een andere plaats een baan kreeg en we verhuisden naar een huurhuis. Toen kregen we het een stuk ruimer, er kwam een auto, een koelkast, een tv en rond 1967 zelfs een boot! Nog steeds moesten mijn broer en ik klussen in huis doen om zakgeld te krijgen. In 1969 hebben mijn ouders weer een huis gekocht. De boot werd weer verkocht, want èn een boot èn een koophuis, dat kon bruin niet trekken.
Regel was altijd dat er behalve hypotheekschuld geen schulden waren en dat mijn ouders op de spaarrekening een ruime buffer hadden voor onvoorziene uitgaven.
Onderwijs was voor mijn ouders heel belangrijk, vooral de opleiding van mijn broer. Ik was "maar" een meisje. Voor mijn broer was een speciale studieverzekering afgesloten, zodat er voor zijn studie geld zou zijn. Alle vier mijn grootouders hadden alleen lagere school en moesten daarna werken. De oma's vanaf hun 12e jaar intern als dienstmeisje. Dat was een zesdaagse werkweek, waarbij er lange dagen gewerkt moest worden. De opa's kwamen bij een baas in de leer en werden respectievelijk meubelmaker en timmerman. Mijn ouders hebben allebei op de Mulo gezeten. Dat was in die tijd heel wat, als je een diploma had van de Mulo. Mijn ouders hadden dus ook al van huis meegekregen dat opleiding belangrijk was en dat je je beter niet kon beperken tot de lagere school. Bij rapporten was het heel belangrijk dat ik zevens en achten had, negens mocht ook, maar die had ik maar heel sporadisch. Voor die mooie cijfers kreeg ik geld, een gulden per goed cijfer. Ook mijn grootouders loofden er geld voor uit. Thuisblijven en spijbelen, dat mocht echt niet, ook als ik mij niet helemaal lekker voelde. Niet zeuren, verkouden zijn kan ook op school, was hun houding.
Grondhouding was: school is nuttig, je bouwt daarmee aan je toekomst. Vooral mijn vader zag mijn hogere opleiding vooral als een manier om een jongen uit een goed milieu met een goede opleiding "aan de haak" te slaan. Ook een manier om te bouwen aan je toekomst. In mijn kindertijd was er geen enkele moeder van klasgenootjes die werkte. Alle moeders en grootmoeders, tantes, oudtantes, allemaal waren ze met werken opgehouden op het moment dat ze gingen trouwen.
Uiteindelijk liep dat voor mij iets anders, dat allemaal dankzij de 2e feministische golf vanaf ongeveer 1965. Nog best lastig trouwens om zonder voorbeelden bij de oudere generatie een carriëre op te bouwen. Ik koos een studie omdat dat leuk of interessant was (in mijn hoofd zat immers nog het beeld dat ik een thuismoeder zou worden, die knop had ik nog lang niet omgedraaid) en niet vanwege het nut op de arbeidsmarkt. Niet zo handig. Maar ja, als ik toen had geweten wat ik nu wist, dan zag mijn leven er heel anders uit. 

Zuinigaan in vroeger tijden

 Mijn grootouders (allemaal rond 1895 geboren) hebben het altijd tamelijk krap gehad. Niet dat ze nou echt straatarm waren, maar op iedere cent die uitgegeven werd moest goed gelet worden. In aansluiting op mijn stukje over hoe je met bezuinigen kunt beginnen leek mij dit wel leuk.
Grootouders van moeders kant:

Deze mensen woonden in een eigengebouwd huis. Zoals toen gebruikelijk werkte oma niet. Opa was timmerman en zijn broer was metselaar en samen bouwden ze vòòr 1929, dus voor de crisistijd, in hun vrije tijd 2 dezelfde huizen, voor elk 1. Omdat mijn grootvader een heupafwijking had, kreeg hij al heel jong slijtage aan zijn heup. Hij was in de vijftiger jaren een van de eersten die in Leeuwarden een nieuwe heup kreeg. Maar ……. toen waren de technieken van vervanging van een heup een stuk minder goed dan nu. Het gevolg was dat hij niet meer het zware werk in de bouw kon doen, hij had altijd pijn. Hij moest iets anders gaan doen, wat een stuk minder goed betaalde. Wat deden mijn grootouders toen? Ze gingen kamers verhuren aan verpleegsters. Zo lang als ik mij kan herinneren woonde er een "tante" boven in de grote slaapkamer. Toen mijn grootouders uiteindelijk AOW kregen, was dit een flinke inkomensverbetering, ze waren ineens "rijk". Ze kochten een echte brommer en gingen daarop tesamen toeren, gehuld in grote leren jassen en een leren helmpje. Die kamer bleef gewoon verhuurd.

Grootouders van vaders kant:

Ook opa en oma Cambuur (ze woonden in de buurt van het voetbalveld) hadden een eigen huis. Hoe ze dat huis hebben kunnen kopen, weet ik eigenlijk niet. Wel weet ik, dat ze enorm zuinig waren en dat ze toen mijn vader een jongen was ook kamers verhuurden. Opa was klusjesman bij de zuivelfabriek. Net als de andere oma, werkte ook deze oma niet. Die deed het huishouden. Opa maakte heel veel dingen zelf en repareerde ook veel zelf, zo verfde hij altijd het hele huis. Hij kon goed vissen. Ik herinner mij enorme hoeveelheden gebakken zoetwatervis, waarvan je net zo veel kon eten als je zelf wilde. Ik kon er als 7-jarige minstens drie op! Deze vis was helemaal gratis uit water vlakbij Leeuwarden gevist. Ook had opa een flinke groententuin achter zijn huis. Bijna de hele tuin was groententuin en voorzag in de groentenbehoefte voor opa, oma en de nog thuis wonende tante. In de winter aten ze geweckte groenten. Zoals ik laatst al schreef, kocht deze opa zijn kaas en blikjes koffiemelk goedkoop in de bedrijfswinkel.
Geen van de grootouders had een auto, een wasmachine, een koelkast, een centrifuge, een boiler of een geiser. Ze hadden wel een vierpits kookplaat met gasaansluiting, een radio, een stofzuiger en een strijkijzer. In de woonkamer stond een kolenkachel, die iedere ochtend aangemaakt moest worden en verder werd hun huis niet verwarmd. Erg veel energie kan dat niet gekost hebben. Na hun 65e, toen ze meer geld te besteden hadden, kochten ze een televisie. 



Vakantie thuis

Deze zomervakantie vier ik lekker rustig thuis in eigen huis. Toen ik nog in mijn oude buurt woonde, de achterstandswijk, was er geen sprake van lekker rustig thuis zijn in de zomer. In die wijk gaan de bewoners in de regel niet met vakantie. Bijna niemand gaat weg, daar is kennelijk geen geld voor. Wat doen ze dan wel?
- Ze zetten collectief in mei een enorme partytent in de achtertuin en die breken ze in september weer af. Ongelogen, vrijwel alle buren hadden een partytent.
- In de zomer wordt er, weer of geen weer, zo veel mogelijk buiten geleefd.
- De frituurpan staat buiten, daarin worden de friet en de frikandellen gebakken.
- Er is altijd wel ergens iemand met de barbecue actief
- De muziek staat buiten aan. De muzieksoort is nooit de mijne.
- Bezoek wordt buiten ontvangen.
- Alcohol-overgoten feesten vinden buiten plaats en duren tot diep in de nacht, ook als het nog geen zomervakantie is en ik de volgende morgen weer vroeg op mijn werk moet zijn.
- Jonge kinderen spelen buiten tot 10 of 11 uur 's avonds, ook buiten de schoolvakanties.
Rustig buiten een boek lezen was er niet bij. De herrie was enorm.
Toen ik hier 3 jaar geleden kwam wonen, was het een enorme verademing. Niet alle buren gaan op vakantie, maar de mensen die er wel zijn hoor je nauwelijks. Het grappige is dat de huizen ongeveer net zo dicht bij elkaar staan als in mijn vorige buurt. Ook hier zit je behoorlijk op elkaars lip, maar hier hoef je voor je rust niet weg, die rust is thuis volop aanwezig!  


Bezuinigen op boodschappen

Bezuinigen op uitgaven als verzekeringen en aankopen van meubels of witgoed is relatief gemakkelijk. Je maakt een keuze en schaft het product aan en klaar is het en je hoeft voorlopig niet weer een besluit te nemen.
Maar de boodschappen, dat is een heel ander verhaal.
De meeste huishoudens kopen zeker 2 à 3 keer per week levensmiddelen. Ik doe dat zelf ook, ik haal meestal ongeveer 4 keer per boodschappen in de supermarkt.
En bij elk product maak je een heleboel keuzes:
- snel klaar of zelf koken, zelf snijden
- A-merk, huismerk, goedkoopste merk
- koop je dure ingevlogen groenten of kasgroenten of koop je in het seizoen Nederlandse groenten van de koude grond die op dat moment volop en dus goedkoop verkrijgbaar zijn
- koop je conserven, diepvries of vers?
- per supermarkt is het prijsniveau verschillend. Koop je in supermarkt A je margarine omdat het daar het goedkoopste is en ga je vervolgens naar supermarkt B omdat daar de rijst veel goedkoper is?

Ik moet jullie zeggen dat ik niet altijd alle supermarkten afstroop om het goedkoopste artikel te kopen van iets dat ik nodig heb. Als ik in de supermarkt ben en ik heb een bepaald product dringend nodig, dan koop ik dat en dan ga ik niet om fietsen naar een andere supermarkt om daar een stuiver voordeliger uit te zijn. Ik probeer er wel zo veel mogelijk op te letten, maar ik maak er geen halszaak van. Ik ga ook nooit naar de markt, dat is me te ver weg, ik ben heen en weer terug een uur onderweg. De markt in de wijk is tijdens mijn werktijd, dus daar heb ik ook niets aan.

Vroeger, toen ik een kind was, ging het kopen van boodschappen anders. Mijn moeder was heel zuinig, bijna op het vrekkerige af. (hi hi, van wie zou ik dat zuinige toch hebben?) Ze fietste alle aanbiedingen af. Ze spelde de krant op zoek naar reclames en aanbiedingen en ook al was de supermarkt aan de andere kant van onze woonplaats, in die supermarkt moest de koffie of de jam uit de aanbieding aangeschaft worden. Toen mijn moeder zelf nog mobiel was, was dat voor mij geen probleem, maar vanaf dat ik 12 was, werd ze ziek en was ze aan bed gekluisterd. Ze kon niet meer zelf de boodschappen doen en ook niet meer zelf stofzuigen, dweilen, ramen lappen etc. Je snapt het waarschijnlijk al, daar was ik voortaan voor. Ik sopte, dweilde, boende, hing de was op etc. Geen klussen in huis doen stond voor mij gelijk aan geen zakgeld ontvangen. Ook deed ik de boodschappen. Als ik uit school kwam, had mijn moeder haar lijstje(s) al klaar en moest ik naar de andere kant van de woonplaats om tassen met boodschappen te halen. Of wat dichter bij, dat hing van de aanbiedingen af. Ik voelde mij heel goedkoop om in iedere winkel altijd alleen de aanbiedingen te halen en soms verder helemaal niets. Moeder wist heel precies wat waar het goedkoopst was. Als ik per ongeluk een verkeerd artikel, dat niet in de aanbieding was had meegenomen, dan kreeg ik behoorlijk op mijn kop.
Verder moest ik vóór schooltijd wekelijks op de fiets naar de markt om kaas, groenten en fruit te halen. Zomers ging dat nog wel, maar in de winter, in het donker en bij gladheid op mijn fiets groenten, fruit en kaas halen vond ik geen pretje. Ik was dan om half acht al onderweg met mijn tassen.
Snappen jullie waarom het mij soms helemaal niets kan schelen dat ik niet de allergoedkoopste boodschappen in huis haal?

Woningen van minder dan 100 jaar geleden

 Op de weblog van Gelkinge (noot: nu blogt Gelkinge hier en heet nu Groninganus) kwam ik een link tegen naar een site waar foto’s op staan uit het bezit van de arts Pieter Bloemers Middendorp van woningen in Westerwolde, in de provincie Groningen. De foto’s zijn van woningen en interieurs, soms zijn ze de naam woningen absoluut niet waard. De foto’s zijn gemaakt rond 1915 en ze laten voor mij schokkende beelden zien van hoe arme mensen nog geen 100 jaar geleden leefden. Wat een armoede en ellende waar mensen in moesten leven!
Bijgevoegde foto’s zijn afkomstig van de site van het Nederlands Openluchtmuseum. Nog geen 100 jaar geleden leefden gezinnen in zulke huizen! Gelukkig komt dit in Nederland nu niet meer voor. Er is in de afgelopen 100 jaar toch echt wel veel verbeterd.






Als je goed kijkt, dan zie je op de onderste foto twee kindertjes staan. Hierdoor worden de schamele afmetingen van de hut duidelijk zichtbaar.
Wat ik mij afvraag is hoe de bewoners van deze huizen leefden. Hoe kookten ze, hoe wasten ze. Ik denk dat de hygiëne ver te zoeken was. Als ik de site goed lees, dan lees ik dat de meeste bewoners kookten op een open vuur. Ze stookten een vuurtje en zetten daar een pan boven, net zoals je dat nu soms nog ziet in hutten van arme mensen die leven in ontwikkelingslanden. Het is moeilijk voor te stellen hoe in deze woningen in de winter geleefd werd. Mooi weer gaf gelegenheid om buiten te leven, maar bij koud en nat weer moet het vreselijk zijn geweest.   

Voorouders zoeken op het internet

 Mijn ouders zijn afkomstig uit Leeuwarden. Ik heb laatst ontdekt dat er een site is waar je van alles kunt vinden over geboorte, huwelijk en overlijden, dus ik ben eens gaan zoeken toen het een paar dagen geleden zulk regenachtig weer was. Een leuk tijdverdrijf!
Mijn betovergrootvader F had 11 kinderen, waarvan mijn overgrootvader P de 10e was. Bet-overgrootvader overleed in 1863 toen hij 53 jaar was. Wat kregen mensen toen veel kinderen en veel overleden er jong!
de oudste zoon, geboren in 1835, werd 42 jaar
de 2e zoon werd 27 jaar
de 1e dochter werd 23 jaar
de 2e dochter werd 30 weken
de 3e dochter werd 36 jaar
de 4e dochter werd 63 jaar
de 3e zoon werd 19 weken
de 4e zoon overleed tijdens de geboorte
de 5e zoon werd 68 jaar
de 6e zoon P (mijn betovergrootvader) werd 72 jaar
de 7e zoon, geboren in 1855, werd 5 jaar
Overgrootvader P trouwde op 25 jarige leeftijd met Y die toen 20 jaar was. Ze kregen tussen 1878 en 1901 11 kinderen. Mijn grootvader was nummer 10 in de rij, net als zijn eigen vader. Doordat mensen minder honkvast werden en naar andere gemeenten verhuisden, heb ik (nog) lang niet alle sterfdata kunnen achterhalen. Dit komt ook doordat het archief maar tot 1942 online te raadplegen is. Ik weet van mijn moeder, geboren in 1923, dat ze alle ooms en tantes op 2 na nog heeft meegemaakt. Waarschijnlijk zijn de meesten niet heel jong gestorven. Van 3 van de 11 weet ik hoe oud ze geworden zijn. De 2e dochter werd 23 jaar en overleed in 1903, de 5e dochter werd 50 jaar en overleed in 1940 en het 11e kind, een jongetje, leefde een paar dagen.
Mijn eigen grootvader, kind nummer 10 dus, werd 70 jaar en overleed in 1966.
Ondanks al deze ooms en tantes, had mijn moeder maar weinig neven en nichten, volgens mij maar 2 of 3. Mijn grootvader zelf had 2 kinderen en was lid van de Neo-Malthusiaanse bond.
Deze Neo-Malthusiaanse bond propageerde voorbehoedmiddelen en zorgde voor de verspreiding ervan. Aletta Jacobs, was betrokken bij de oprichting van deze bond.
Binnenkort ga ik naar de familie van mijn vader zoeken. 

Wonen in een achterstandswijk

Zoals ik gisteren al schreef, heb ik in een achterstandswijk gewoond. In de toekomst moet deze wijk omgetoverd worden tot een "prachtwijk". Ik ben heel benieuwd hoe dat uitpakt!

Wat hield dat in, wonen zo’n achterstandswijk?
- Midden in de nacht gewekt worden door het bonzen op het raam en het roepen van dronken mannen, omdat er bezoekers waren voor oude Klaas, een alcoholist van een paar deuren verderop. Ze vergisten zich in het huis en dachten dat ze bij ons moesten zijn. De eerste keer schiet je overeind met bonzend hart. De volgende keer roep je: "je moet twee huizen verderop zijn", draait je om en slaapt weer verder.
- Een bovenbuurman die van het balkon van 1 hoog sprong omdat de politie aan de deur was.
- Meer politie-invallen bij dealers, die in politieauto’s afgevoerd werden.
- Een junk bij de koelkast in je keuken vinden, die zegt dat hij bij Pietje moet zijn en vraagt waar Pietje woont? In het vervolg doe je dus de achterdeur op slot, ook als je thuis bent.
- Een dealende overbuurman met zijn "bezoekers" die, bij voorkeur ‘s nachts of ‘s avonds laat kort langskomen, roepen en toeteren om de aandacht te krijgen van hun dealer die hun iets moet leveren. Snel wegrijdende auto’s na de deal. Patrouillerende politiewagens.
- Een gekke buurman hebben die in een psychotische bui midden in de nacht al zijn ramen ingooit, zowel voor als achter. Een lawaai dat dat maakt, niet te geloven.

- Een andere buurman die ook regelmatig psychotisch is en die in zijn achtertuin een poging doet om een vriendin te wurgen. Goed dat hij dit niet binnen deed, buren schoten te hulp en belden de politie.
- Nog een andere gekke (naaste) buurman bedreigt regelmatig buurtgenoten in het buurthuis met grote messen. Deze man, verzamelde ook grote hoeveelheden glasbakglas en ging op een dag met zijn verzameling buiten zitten en bekogelde iedere voorbijganger of wie ook maar in de buurt kwam met flessen. De straat lag compleet bezaaid met gebroken glas.
- Nog een buurman die schizofreen is en die in een volkomen leeg huis woont. Er ligt alleen een matras op de grond. Zijn wc pot is kapot, hij piest in de gootsteen en poept op kranten die hij bij de vuilnis gooit.
- Een gekke partner hebben (in mijn geval dan) die op onverwachte momenten ineens knettergek werd en op het dak de auto van de buren ging dansen en verschillende ramen van buren verderop in de straat vernielde.
- Wonen in een zeer gehorig huis, waarbij je de buren letterlijk kunt verstaan en je wc-geluiden kunt horen. Uiteraard kun je op de slaapkamer ook "meegenieten" van de buren.
- Afhankelijk zijn van huursubsidie, waardoor je niet kunt verhuizen naar een ‘"normale" wijk. Je kunt kiezen tussen achterstandswijk A, achterstandswijk B of achterstandswijk C. Omdat we een vrienden- en kennissenkring hadden opgebouwd in de wijk waarin we woonden, bleven we. Anders waren we ons sociaal vangnet ook nog kwijt.
- Buren hebben die werkloos zijn, niet op vakantie gaan en ‘s zomers een party-tent in de tuin zetten en tot diep in de nacht alcoholische feesten houden met muziek van Jantje Smit en Frans Bauer. (niet mijn smaak dus)
- Deze zelfde buren hangen luidsprekers onder het balkon zodat ze "altijd" buiten in de tuin hun "mooie" muziek kunnen beluisteren.
- Als je vraagt of het zachter kan, midden in de nacht, vind je de weken daarna drollen in je brievenbus en eieren op je ramen. Naamkaartjes zitten er niet bij, je weet niet wie dat gedaan heeft. Politie bellen heeft weinig zin. Bovendien wordt er midden in de nacht bij je aangebeld, als je vervolgens gaat kijken wie er is, is er natuurlijk niemand te zien.
- Bij mooi weer kun je niet een boek lezen in de tuin, laat staan studeren, want 'iedereen' zit en speelt buiten, er klinkt muziek, er wordt gegild door kinderen, buren maken ruzie of schelden hun kinderen verrot.
- Ook lopen er kinderen rond die spuiten met grote waterpistolen. Als je er wat van zegt, wordt het alleen maar erger.
- Je kinderen kunnen niet buiten spelen en worden gepest en mishandeld door de kinderen in de buurt als ze wel buiten willen spelen of in de buurtspeeltuin willen schommelen. Kortom, een groep kinderen terroriseerde de rest van de kinderen, zodat mijn dochters vrijwel niet buiten kunnen spelen.
- Een tuin hebben waaruit voortdurend van alles gestolen wordt, bloemen, groenten, bezem, een complete schutting. Deze schutting wordt in de nieuwjaarsnacht op het vuur gegooid. Onze hekken worden in no time vernield.
- Het konijntje van de buren wordt vrijgelaten en aangevallen door een loslopende herdershond. Het konijntje overlijdt aan de gevolgen van deze beet. Van één van onze katten worden de snorharen afgeknipt en mijn kinderen zijn er getuige van dat dezelfde kat door grote jongens in een modderpoel geduwd wordt.
- Het hok van je eigen dwergkonijn moet constant op slot, om te voorkomen dat het beestje ook slachtoffer wordt van vandalisme.
- Voortdurend ligt er zwerfvuil in de woonomgeving.
- Volgens het hoofd van de buurtschool gaan er vanuit zijn school nooit kinderen naar het VWO, hij vindt het al heel mooi als er kinderen uit zijn groep 8 naar MAVO/HAVO kunnen.
- Dagelijks worden basisschool-buurkinderen met busjes opgehaald om naar het speciaal onderwijs gebracht te worden. In onze straat en in de parallelstraat wel 7 kinderen.
- 's Avonds spelen kinderen uit de buurt met droog weer tot 10 uur buiten, ook de kleine kinderen. Ze maken hierbij een ongelooflijke herrie. Van de grote kinderen heeft er niemand huiswerk.
Jarenlang heb ik in de buurtorganisatie gezeten om te proberen de wijk te verbeteren, mijn partner was betrokken bij huiswerkbegeleiding voor kinderen die in de eerste 2 jaren van het voortgezet onderwijs zaten. Ik heb meegewerkt aan schoonmaakacties, overleggen met woningcorporaties, politie, gemeente. Wat er voornamelijk gebeurde, was dat diegenen die het beter kregen en zich een beter huis konden permitteren, vertrokken naar een andere, betere buurt. Ik heb zo in die periode tientallen mensen zien vertrekken. Met de mensen die er voor in de plaats kwamen kon je met het opbouwen van de buurt weer opnieuw beginnen.
Ik vind het heerlijk om nu in een rustiger wijk te wonen en te kunnen genieten van mijn tuin en van een schonere woonomgeving. Een verademing! Wat was het fijn geweest als we hier eerder hadden kunnen wonen!
Het is hier wel een stuk saaier 

Jarenlang in de bijstand: een toelichting

Zoals ik gisteren schreef, heb ik 17 jaren in de bijstand gezeten. Sommige van mijn lezers zullen precies weten wat bijstand inhoudt, anderen vragen zich misschien af wat het betekent om in de bijstand te zitten. Het lijkt me goed een toelichting te geven.
Ik wil voorop stellen, dat ik het een heel goede zaak vind, dat er zoiets als bijstand bestaat. Als je zonder inkomsten bent of je hebt te weinig inkomsten, is het erg fijn dat je bijstand kunt aanvragen.
De bijstand dus: die 17 jaren dat ik in de bijstand zat, zijn verdeeld over 5 periodes tussen september 1974 en november 1999. Mijn laatste ervaringen met de bijstand dateren dus van bijna 10 jaren geleden.
Een aantal vragen:
1. Hoeveel geld krijg je? Je kunt het beste een alleenstaande ouder met 1 kind zijn, dan krijg je relatief het meeste. Je krijgt namelijk geld op basis van het feit dat je alleenstaande ouder bent, voor de kinderen krijg je alleen kinderbijslag en die is voor het levensonderhoud van kinderen niet kostendekkend. Een alleenstaande ouder krijgt op dit moment in mijn gemeente € 1097,70 + 57,77 vakantiegeld. Een (ouder)paar krijgt €1219,67 + 64,19 vakantiegeld, het maakt daarbij niet uit of je kinderen hebt. Voor de kinderen heb je alleen recht op kinderbijslag en krijg je geen aanvullende toeslagen. Dus: hoe meer kinderen, hoe meer armoede, want de kinderbijslag is niet toereikend. Ook destijds kreeg je als stel nauwelijks meer dan een alleenstaande ouder. Hoe je een volwassene moet kleden, voeden, hobby’s en andere zaken moet bekostigen van 128,39 euro extra per maand (incl de vakantietoeslag) is mij eigenlijk ook een raadsel.
2. Mag je spaargeld hebben? Ja, je mag een beetje spaargeld hebben. Voor alleenstaande ouders en echtparen is dit bedrag € 10.650,- Hierbij tellen waardevolle bezittingen als een koophuis, auto’s die meer waard zijn dan 3000 euro, sierraden, schilderijen etc ook mee. Ambtenaren van de bijstand mogen op huisbezoek komen en controleren hoe je inventaris eruit ziet. Als je te veel waardevulle spullen hebt, kom je niet in aanmerking voor bijstand.
Mijn ervaringen: als je bijstandgerechtigde bent, word je aan alle kanten gecontroleerd. Ik vond het in november 1999 een enorme opluchting dat ik die hele controle kwijt was. Ik heb meegemaakt dat ik bij een gesprek het volgende mee moest nemen: kopieën van sollicitatiebrieven, polis van inboedel en aansprakelijkheidsverzekering, alle bankafschriften van de laatste drie maanden (het zogenaamde giro-gluren). Maar je doet het wel, anders heb je kans op strafkorting!
Als mijn kinderen op een sport wilden, kon ik een deel van het lidmaatschapsgeld terugkrijgen. Hiervoor moest ik in december naar de sociale dienst, met een op mijn naam staande factuur en betaalbewijs. Vervolgens stond ik eindeloos in de rij voordat er een uitbetaling plaatsvond. Sommige mensen vonden dit zo’n vernedering, dat ze er niet aan begonnen om geld terug te vragen.
Daarnaast kon ik als "minder draagkrachtige" met een formulier langs de middelbare school van de kinderen. Dit formulier moest ik laten invullen op de administratie van de school als bewijs dat mijn kind daar naar school ging. Als ik dit bewijs opstuurde naar de gemeente, kreeg ik 50 gulden op mijn rekening gestort, als bijdrage in de kosten van de school. Ik vond het heel vervelend om te doen en zorgde er uiteraard wel voor dat ik niet door mijn dochter of haar vrienden gezien werd, maar het geld was welkom, dus deed ik het wel!
Ik maakte zoveel mogelijk gebruik van alle bijzondere regelingen. Er was bijvoorbeeld zoiets als bijzondere bijstand. Als je een bril nodig had, kon je hiervoor onder voorwaarden geld terugkrijgen. Er was echter wel een drempelbedrag. Het hield in dat je tot de eerste 150 gulden dergelijke kosten zelf moest betalen. Wat deden we dan? Dan zorgden we ervoor dat we in 1 kalenderjaar voldoende kosten hadden om de drempel te halen. In het jaar dat ik beviel van jongste dochter schaften mijn partner en ik beide een nieuwe bril aan. Met de kosten voor de bevalling werd de drempel niet gehaald, met 1 bril ook niet. Maar drie van die uitgaven tegelijkertijd was ruim voldoende. En dus kregen we alles vergoed.
We hadden spaargeld, enerzijds was dit heel handig, omdat we daardoor een buffer hadden. Anderzijds was het helemaal niet handig, omdat we door dit spaargeld niet in aanmerking kwamen voor kwijtschelding van belastingen. Jammer, maar ik hield erg van mijn buffer, het voelde goed om voor noodgevallen wat geld achter de hand te hebben. Deze buffer vormde het begin van het startkapitaal van mijn huis, laten we zeggen dat dit het fundament van mijn koopwoning is.  

Winter in vroeger tijden - toen ik nog een kind was

IJsbloemen op het raam


Toen ik een kind was, hadden we kolenkachels in de woonkamer, in de voor- en achterkamer. Boven, op de slaapkamers, was het huis geheel onverwarmd. Dubbel glas was volgens mij nog niet uitgevonden, alle ramen bestonden uit enkel glas. Bij vorst werd het heel erg koud boven. Enkel glas isoleert een stuk minder, waardoor vocht op de binnenkant van de ramen bevriest. De bloemen stonden op de ramen. Veel jonge mensen kennen dat fenomeen niet meer. Op zich waren ijsbloemen prachtig, met heel mooie motieven. De ramen werden van ijsbloemen geheel ondoorzichtig, om naar buiten te kijken, legden we soms een rijksdaalder in warm water, die drukten we vervolgens op de ramen, daardoor ontstond een kijkgaatje waardoor je naar buiten kon kijken. Ik heb een foto van ijsbloemen toegevoegd aan deze weblog, mooi hè? Mijn ouders vertelden vaak over vroeger, toen er in het gezin waar zij woonden te weinig geld was om dagelijks de kachel te laten branden. ‘s Nachts liet mijn oma de kachel uitgaan en pas ‘s ochtends werd de kachel weer aangestoken. Je begrijpt dat het dan in het begin van de ochtend heel erg koud was. Beide paren grootouders hadden een kamer-en-suite: tussen de voorkamer en de achterkamer zaten schuifdeuren. Meestal werd slechts in 1 kamer gestookt. De leefruimte voor het gezin was dus heel beperkt. Er was geen geld om ook de andere kamer te verwarmen. Mijn moeder moest, als er weer geld was, regelmatig een zakje kolen halen, om weer voor een paar dagen te kunnen stoken. Hoe koud het ook was, behalve in die ene kamer, werd er verder niet gestookt, sterker nog, er waren verder helemaal geen kachels in huis.
Toen ik een kind was, stookten mijn ouders in zowel de voorkamer als de achterkamer. Ze vonden dat ze "rijk" waren, want ze konden beide kamers verwarmen. Dat het op alle andere plekken in huis ijskoud was, dat was heel normaal. ‘s Avonds wasten we ons in de tobbe, in de woonkamer, voor de kachel en kreeg ik een warme kruik mee naar bed. Een douche hadden we niet, alleen een geisertje in de keuken met een kraan. Op de slaapkamer van mijn ouders was een wastafel, met alleen koud water. Deze wastafel gold als een hele luxe! Dat in de tobbe gaan, dat ging als volgt: eerst ging mijn 2 jaar jongere broertje in de tobbe, vervolgens werd er wat heet water aan het inmiddels afgekoelde water toegevoegd, en dan mocht ik in de tobbe, in hetzelfde waswater.
Op de foto (foto is niet meegekomen in de kopie) mijn nichtje en ik in een tobbe, waarbij we elkaars haren wasten, ditmaal in de zomer, waarschijnlijk in 1959. In huis, in de winter, ben ik helaas nooit gefotografeerd.
Vanavond zou ik eerst bij mijn oudste dochter gaan eten, maar uiteindelijk ging dit niet door en wordt het eten uitgesteld tot morgen. Omdat ik mij helemaal had ingesteld op lekker aanschuiven, kon ik niet goed omschakelen en kon ik niet verzinnen wat ik dan voor mijzelf moest koken. Uiteindelijk werden het panpizza’s en wortelsalade van winterwortel, citroensap, kokos en rozijnen.
Die panpizza’s met oud brood deden mij helemaal denken aan vroeger, in de  jaren 50. Mijn moeder was erg zuinig en gooide eigenlijk nooit brood weg. Ze gooide überhaupt nooit wat weg. Ze heeft de oorlog meegemaakt, ze is nu 85 en de honger van toen heeft sporen nagelaten. Als er schimmel op het brood zat, dan sneed ze de gedeelten die beschimmeld waren van het brood en moesten we de rest gewoon opeten. Soms smaakte het nog steeds naar schimmel. Volgens mij was de schimmel er toch in doorgedrongen, maar nog niet zichtbaar voor het oog. Brood weggooien bestond eenvoudigweg niet, als er iets wegging, dan kregen de vogels het. Hetzelfde gebeurde met kaas, de schimmel kon er duimendik op staan, een koelkast hadden we niet, de kaas werd niet weggegooid. De schimmel werd er afgesneden of afgeschaafd, en dan kon de kaas nog prima gegeten worden. Ook bij jam met schimmel werd de schimmel verwijderd en moesten we de rest opeten. De delen zonder schimmel waren volgens ma nog prima te consumeren. Vreselijk, wat vond ik dat beschimmelde brood vies! Ik betwijfel of dat gezond was. Het smaakt in ieder geval erg smerig. Ik kreeg meestal geen hap meer door mijn keel. We hadden erg vaak "buikgriep". Dood gingen we er niet van, dat niet. Van uiterste houdbaarheid had toen overigens nog nooit iemand gehoord, er was bijna niets verpakt en wat wel in een zak bewaard werd, was vaak in de winkel afgewogen en ter plekke in een zak gestopt. Ik vries brood in, bij mij is brood nooit zo oud dat het beschimmeld is.
Mijn moeder was er trouwens van overtuigd dat het heel gezond is om oud brood te eten, volgens haar was vers brood niet gezond, brood moest eerst een aantal dagen liggen, dan was het geschikt voor consumptie. Mijn moeder was de baas, dus aten we oud brood. Dan kon het natuurlijk wel eens gebeuren dat er schimmel in ging groeien.  

Nu net zo krap als in de bijstand

Ik heb, verdeeld over twee periodes, in mijn leven (ik ben van 1952) in totaal 17 jaar in de bijstand gezeten. Vreselijk lang! Ik ben vanuit die tijd gewend om weinig geld uit te geven, veel tweedehands meubels en andere zaken te kopen en zo veel mogelijk koopjes in huis te halen. Tegelijkertijd ben ik heel kritisch op wat ik koop, ik koop geen troep, overbodige waar en merkartikelen die ondanks reclameaanbiedingen toch nog steeds véél duurder zijn dan bij de Aldi. Er dient gezond gegeten te worden, met tenminste 200 gram groente en 2 stuks fruit per persoon per dag. Op dit moment doe ik het heel zuinig aan. Ik heb mij met de aankoop van mijn huis verkeken op mijn financiële draagkracht. In feite leef ik nu zuiniger dan in mijn bijstandsjaren. Het verschil is: toen had ik geen schulden en ook geen eigen huis. En van dit eigen huis en mijn mooie tuintje geniet ik elke dag!
Overigens heb ik nooit erg veel problemen gehad met het rondkomen in de bijstand. Tot 8 jaar geleden zat ik in de bijstand. Ik zorgde goed, dat ik voor alle extra’s waar bijstandsgerechtigden voor in aanmerkingen kwamen, aanvroeg, zoals subsidie voor pianoles en sportclubs van de kinderen, huursubsidie, korting op gemeentelijke belastingen, gemeentelijke bijdrage in het schoolgeld voor de kinderen, dat laatste naast een bijdrage van de IBG. Ook had ik voor 5 euro per jaar een gemeentelijke kortingspas, door critici armoedepas genoemd, waarmee ik goedkoop kon zwemmen en naar musea en theater kon. 

---------------------------------------------------------------------------- 
Voorouders
 
Door de coronacrisis zijn er nogal wat TV programma's vervallen en daarom worden nieuwe afleveringen van Verborgen Verleden vanaf 3 april vervroegd uitgezonden.
Ik vind het altijd erg interessant om te zien! In een van de eerste afleveringen gaat  het over het verborgen verleden van Annechien Steenhuis, presentator en nieuwslezeres. Ik weet dat ze hier in Groningen in het provinciale archief bezig zijn geweest in deze aflevering.

Ik heb vrij uitgebreid mijn eigen verleden nagezocht en vond interessante dingen.
De oudste voorvader die ik heb kunnen vinden is Tiaerdt Tiaerdtsz. geboren rond 1530 in Nieuwehorne Dat is bijna 500 jaar geleden!
Een voorvader die in het leger van Napoleon zat, hij was de overgrootvader van mijn opa. Nadat hij in dit leger gediend had, raakte hij aan lagerwal, werd bedelaar en kwam uiteindelijk terecht in de Koloniën van Weldadigheid in Veenhuizen.
Er zijn ook gezinnen, zoals het gezin van de grootvader van mijn oma, waar tussen 1858 en 1879 in totaal 13 kinderen geboren zijn, waarvan 6 doodgeboren en 3 overleden zijn voordat ze 4 maanden waren. Dramatisch vind ik het! Vier kinderen overleven, waarvan er 2 naar de VS emigreerden. Dat hield in die tijd in, dat de ouders en overgebleven zussen deze mensen nooit weer terug zagen. Ze hielden contact via brieven.

Beroepen van mijn voorouders:
Vrouwen: breister, kasteleinske, dienstmeid, koemelkster, naaister, spinster, arbeidster
Mannen: timmerman, meubelmaker, veenbaas, kleermaker, schoenmaker, huisschilder, wagenmaker, werkman, koemelker, slager, winkelier, koopman, knecht in het tuchthuis, wolkammer, tabakskerversknecht, soldaat, landbouwer, visser, kuiper, korenmolenaar, boer, boerenknecht, gardenier, knoopmaker, onderwijzer.

De nieuwe serie Verborgen Verleden start op 3 april. Ik ga weer kijken! 




Opgehouden met omrekenen.

Omrekenen van euro naar gulden

Het is al weer een tijd geleden dat de gulden verdween en dat de euro er voor in de plaats kwam. Dat was om precies te zijn op 1 januari 2002. Al weer 18,5 jaar geleden! Ik was toen 49 jaar en al die jaren was ik gewend aan Nederlandse  guldens. Dat zet je niet zo maar aan de kant, ik tenminste niet!
Destijds bevatten bankafschriften en ook prijskaartjes in winkels dubbele getallen. Zowel het bedrag in guldens als het bedrag in euro's werd vermeld. In die eerste jaren rekende ik alles om. De euro was ongeveer 2,2 gulden. Kleine bedragen, grote bedragen alles werd door mij teruggerekend naar guldens. Mijn dochters waren 15 en 12 jaar toen de euro ingevoerd werd en die waren er in no time aan gewend. Ik was wat ouder en minder flexibel. Mijn dochters vonden het maar gek dat ik nog steeds omrekende! Maar ja, ik vond het toch wel enorme bedragen die voor producten, of bijvoorbeeld huizen, gevraagd werden. Een half miljoen gulden (= €227.272,00) voor een huis is tegenwoordig heel goedkoop.  Een half miljoen!  En een brood, daar betaal je zo maar fl 6,60 voor!

Mooie bankbiljetten

Ook had ik heimwee naar de prachtige Nederlandse bankbiljetten.
Biljet van 50 gulden

Biljet van 100 gulden
Biljet van 250 gulden
Vooral het biljet van 50 gulden vond ik prachtig! Die stralende zonnebloem! Daar wil je toch helemaal geen afscheid van nemen? Die eurobiljetten zijn een stuk fantasielozer, saai en lelijk!
Dus ik bleef rekenen naar guldens, maar wel hoe langer hoe minder vaak.

De gulden vergeten

En in de afgelopen week betrapte ik mij er op dat ik helemaal niet meer omreken.
Nooit!
En bij nader inzien eigenlijk al járen niet meer. Sinds wanneer, dat weet ik niet, maar het lijkt alsof ik de gulden helemaal vergeten ben!
Komt de gulden ooit weer terug? Persoonlijk denk ik van niet.
Reken jij nog wel eens om?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------

De grootouders van mijn moeder, deel 1
De ouders van beppe Aaf (de moeder van mijn moeder) waren:

  • Antje (ze werd Anne genoemd) geboren in 1869 en overleden in 1934. Ze was toen 64 jaar. Ze is overleden aan een hartkwaal.
  • Tsjitte geboren in 1866  en overleden in 1956, hij was toen 89 jaar oud.
Ze trouwden in  1894, ze waren toen 27 en 25 jaar oud. Het huwelijk was een "moetje". Hun eerste zoon werd binnen 7 maanden na de huwelijkssluiting geboren. Ze moesten voor in de kerk ten overstaan van de geloofsgemeenschap hun spijt betuigen over het feit dat ze voor het huwelijk seks hadden gehad. Want die seks, dat kon alleen binnen het huwelijk. Ze vonden dat het niet iets was om spijt van te hebben en ze besloten dat ze geen spijt wilden betuigen ten overstaan van de hele geloofsgemeente. Dat was nogal een stap in die tijd in dat Friese dorp met zo'n 1000 inwoners! En het was een probleem, want ze hadden een bedrijf, een wagenmakerij en kuiperij en ze waren afhankelijk van klandizie van mensen uit het dorp en die klandizie hield op. Afgezien van mensen van andere kerken (o.a. de Doopsgezinden), gingen de mensen naar het volgende dorp en waren niet meer klant bij mijn overgrootvader.
Dat kon niet lang goed gaan, want de verdiensten liepen terug. Daarom zijn ze 1,5 jaar na de geboorte van hun oudste kind verhuisd naar een andere hoek van Friesland, waar mensen niet wisten van het "moetje". Ze begonnen opnieuw een zaak, of misschien ging Tsjitte als knecht in dienst bij een wagenmakerij, dat weet ik eerlijk gezegd niet. Dat laatste is meer waarschijnlijk.  Ze kregen tussen 1895 en 1901 vijf kinderen, drie jongens en twee meisjes. Beppe Aaf werd in 1896 geboren, haar zusje twee jaar later.
De meisjes gaan na de lagere school op hun 12e jaar in een dienstje. Ze werden dienstmeid bij rijke(re) boeren of bij de hogere klasse. Dat was hard werken, lange dagen en veel werk, heel veel werk: dweilen, kleden uitkloppen, meubels boenen, schoenen poetsen, kachel leegmaken en weer aanmaken, de was doen en dat alles tegen een laag loon met weinig vrije tijd. 
Uiteindelijk komen de meiden in de "grote stad" Leeuwarden terecht. Zoals dat gaat met dienstmeiden, wonen ze in bij de familie waar ze werken. Beppe Aaf werkte in de jaren voor haar huwelijk in 1922 bij een doktersfamilie.
Het bedrijf waar Tsjitte werkte gaat failliet en ze komen in december 1914 ook naar Leeuwarden. Tsjitte vindt werk bij de Gemeentereiniging. De stad werkt met een tonnensysteem en die tonnen voor urine en ontlasting zijn van hout en die tonnen moeten onderhouden worden. Dat gaat mijn overgrootvader doen. In mijn jeugd werden die houten poepdozen nog steeds gebruikt. Daar kun je hier meer over lezen.
Twee zoons gaan werken in de administratie van bedrijven, o.a. als boekhouder, de jongste zoon wordt eigenaar van een kantoorboekhandel nadat hij eerst in diezelfde winkel bediende was.
Tsjitte en Antje
Ze gaan met hun 3 zoons en een ongehuwde broer van Antje wonen in een huisje met twee slaapkamers. Waarschijnlijk slapen de ouders in de bedstee beneden, de drie zoons in een slaapkamer en de oom in de andere slaapkamer. Ik weet uit verhalen, dat er een aansluiting was op de waterleiding. Dat was één kraan op kniehoogte in de gang achter de voordeur. Daar kon je emmers koud water tappen.
Antje sterft 22 jaar eerder dan Tsjitte. Tsjitte neemt een huishoudster in dienst en zo leeft hij nog door tot zijn 89e jaar. Een huishoudster in die tijd was een ongetrouwde vrouw of een weduwe die door huishoudster te worden verzekerd was van onderdak en voeding en nog een zakcentje.
Een huishoudster kookte, maakte schoon, waste en deed de boodschappen. Eigenlijk alles wat een huisvrouw doet.  Ze was onderdeel van de familie, wij noemden haar tante. Omdat ik van haar geen achternaam weet, heb ik haar online helaas niet terug kunnen vinden. Pake Tsjitte en beppe Antsje heb ik uiteraard wel online terug kunnen vinden, waardoor ik veel over hen te weten ben gekomen.
Ik heb overgrootvader Tsjitte nog gekend, heel vaag hoor,  hij overleed toen ik 3,5 jaar was.

Binnenkort op dit blog mijn stukje over de andere grootouders van mijn moeder.
Van de grootouders van mijn vader weet ik vrijwel niets, alleen geboortedata en sterfdata van hen en hun vele kinderen, in die familie was geen verteltraditie, dus daarover komen geen blogs!
 
 

Geen opmerkingen: