De rol van geld in de periode tussen mijn 19e en mijn 31e

Op 23 juni schreef ik over de rol van geld tot mijn 19e jaar. 
In dit bericht wil ik de periode tussen mijn 19e en 31e jaar beschrijven. Het is vooral een periode van studies (9 jaar, waarvan 2 jaar avondstudie), (productie)werk en uitkeringen.

In 1972, op mijn 19e, ging ik uit huis. Ik ging op kamers wonen in Groningen. Vanaf eind mei tot en met augustus deed ik productiewerk in een fabriek in Hoogezand waar maandverband en luiers gemaakt werden. Het was ploegendienst, maar het verdiende best goed. Bijna alle geld ging naar mijn spaarrekening.
Na de zomer ging ik ging studeren aan de Bibliotheek- en Documentatie Academie (BDA). Deze opleiding was tweejarig, je zou die opleiding nu een associate degree noemen. Ik kwam niet in aanmerking voor een studiebeurs, dat kwam omdat het inkomen van mijn vader te hoog was. Dus mijn geld kwam van mijn vader. Ik nam al in mei een bankrekening en daar ontving ik keurig maandelijks een bedrag op. Het was niet zo dat mijn vader alles uit eigen zak betaalde, want in die tijd kregen ouders met kinderen die niet meer thuis woonden en studeerden 3x kinderbijslag. Dus zo vreselijk arm werd mijn vader niet van mij.
De toelage die ik van mijn vader kreeg, was ruim voldoende. Ik kon er zelfs mee reizen! Ik had al snel een Duitse vriend en daar ging ik met de trein naar toe!

Na een jaar had ik een andere vriend, in Groningen en daar ging ik mee samenwonen. Ik behaalde mijn BDA-diploma op mijn 21e en zocht werk. Dat zoeken van werk viel in 1974 hard tegen! Ook toen was er werkloosheid. Pas na 2 jaar vond ik werk en in de tussentijd had ik een bijstandsuitkering.
Ik had plannen om aan de universiteit te gaan studeren.  In 1975 begon ik met de avondschool. VWO deed ik. In 1976 ging ik werken bij de universiteitsbibliotheek en ontving ik een echt salaris als ambtenaar! Dat was luxe! Ik betaalde mijn vriend een deel van de vaste lasten en een deel van de boodschappen. Zijn inkomen was hoger, dus vonden we het logisch dat ik een evenredig deel bijdroeg aan de kosten van levensonderhoud. We hadden ieder een afzonderlijke bankrekening.

In 1977 behaalde ik mijn VWO diploma, met prachtige cijfers! Bij de diplomering bleek ik de op één na beste van de ca 60 avond-scholieren. 
Ik wilde weer gaan studeren, maar de relatie met mijn ouders, vooral met mijn vader was niet geweldig. Ik wilde niet weer afhankelijk zijn van zijn geld. In die tijd was het zo, dat als je 5 jaar onafhankelijk van je ouders was, dan kon je een studiebeurs aanvragen, want dan werd er niet meer naar het inkomen van je ouders gekeken.
Dat leek mij een goed plan!
Ik had tot mijn 19e en ook daarna vrij veel spaargeld opgebouwd, was zuinig en ik besloot te gaan studeren met eigen geld. Dus ging ik in 1978 geschiedenis studeren zonder beurs en zonder geld van mijn vader. Ik zei mijn baan op en leefde van mijn spaargeld. Dat zou 1 jaar moeten, daarna kon ik een studiebeurs aanvragen.
Toen ik ging studeren liep de relatie met mijn toenmalige vriend stuk en kreeg ik een relatie met de man die later de vader van mijn dochters werd. We gingen samenwonen op een studentenkamer. We hadden wel ieder een eigen kamer, mijn kamer was in het pand even verderop in de straat, maar we leefden op zijn kamer, een beetje klein, maar wel knus!
Door al die veranderingen in mijn leven: verhuizen, opnieuw student zijn, een nieuwe relatie, leven van erg weinig geld, kwam er van studeren niet veel en bovendien had ik mij behoorlijk verkeken op de hoeveelheid studiemateriaal die een studie geschiedenis met zich meebrengt. Véél boeken te bestuderen en voornamelijk in het Engels. Het ging zo slecht dat ik na een jaar gestopt ben. Het is de enige studie die ik niet heb afgemaakt.
Opnieuw kwam ik bijna een jaar in de bijstand terecht. Vanaf april tot augustus 1980 heb ik in ploegendienst productiewerk gedaan in een tabaksfabriek in de stad Groningen. Daarna ging ik opnieuw studeren, deze keer wel met beurs. Geen universiteit meer, maar HBO maatschappelijk werk.
Die opleiding heb ik in 4 jaar (van 1980-1984) afgerond, levend van een beurs.
Ondertussen konden we in 1981 een echt huis krijgen! Weliswaar klein en in een achterstandswijk, maar toch, een echt huis met een tuintje, met een eigen WC en een eigen douche!  Ik kocht meteen een wasmachine. Mijn vriend had op zijn studentenkamer een koelkast en in de gezamenlijke keuken een kookplaat. Die namen we mee naar ons nieuwe huis!