Beide grootouderparen waren wel in het bezit van een koophuis, met een flinke hypotheek. Dat betekende dat er geen financiële steun mogelijk was door de overheid. Al je geld zat immers in je huis. Je kon je huis verkopen als je inkomen nodig had!
Volgens mij kregen beide grootvaders nog wel enig geld van de vakbond waar ze actief lid van waren, maar dat was het dan ook.
Als je zo weinig inkomen hebt, wat doe je dan?
Pake en beppe (oma) deden het zo:
- een deel van het huis onderverhuren aan verpleegkundigen van het ziekenhuis. Daarmee genereerden ze extra inkomen. De kinderen kregen een bed op zolder.
- de kolenkachel alleen in de achterkamer laten branden en het huis verder nergens verwarmen.
- fruitbomen in de tuin (peren) en groenten kweken in eigen tuin. Die werden bemest met eigen poep uit de ton die diende als wc.
- fokken van konijnen als kerstvlees
- de kinderen kregen klompen van de bedeling omdat er geen geld was voor schoenen. Die klompen hadden een bepaalde kleur, zodat je direct kon zien dat ze van de bedeling waren.
- mijn moeder en oom kregen vermaakte kleding. Uit kleding van volwassenen werd kinderkleding gemaakt. Soms door de stof te keren, soms door de goede delen te gebruiken en van 2 kledingstukken één te maken.
- mijn moeder en mijn pake kregen een ziekenfondsbrilletje en niet een zelf gekochte bril. Die brilletjes waren duidelijk anders dan de brillen voor mensen die wel geld hadden. Daarmee was je als armoedzaaier duidelijk herkenbaar.
- Geld voor verjaardagscadeaus was er niet. Mijn moeder vertelde dat zij alleen van haar oom en tante die een kantoorboekhandel hadden een boek kreeg voor haar verjaardag.
- de kolenkachel alleen in de achterkamer laten branden en verder nergens. Die kamer was wel een stuk kleiner dan die van mijn pake en beppe. Ze lieten de kachel 's nachts niet doorbranden. Die kachel die ging iedere avond om 8 uur uit en werd pas de volgende ochtend weer aangemaakt.
- mijn vader, de oudste, vanaf zijn 12e in het bedrijf van zijn oom en tante laten werken. Hij moest na schooltijd en op de zaterdagmiddagen op de fiets met een grote mand voorop producten bezorgen die zijn oom maakte.
- vóór die tijd had deze zelfde oom een tijd bij hen op kamers gewoond: extra inkomen. De oom was wees en weeskinderen moesten op hun 18e het weeshuis verlaten. Hij trouwde met de zus van mijn oma.
- op een enorme groentetuin achter de woning heel veel groenten verbouwen
- zoetwater-vissen in zijn vrije tijd, samen met oma. De hoeveelheden die ze vingen, waren enorm. 20 vissen was heel gewoon. Deze vissen waren een welkome aanvulling op het menu. Ik weet nog heel goed hoe mijn opa al die vissen in zijn schuur bakte en ik vond het heerlijk!
- het houden van kippen om de eieren en het vlees
Het was destijds zeer ongebruikelijk dat vrouwen werkten. Vrouwen waren huisvrouw en werkten niet buitenshuis. Het was natuurlijk wel zo dat vrouwen een behoorlijke klus hadden aan een huishouding. De was moest met de hand gedaan worden en er was helemaal niets kant-en-klaar.
De beide oma's waren tot aan hun huwelijk vanaf hun 12e inwonend dienstmeisje geweest en kenden ook geen ander vak dan het werken in de huishouding.
Zo ging het ook bij m'n moeder, zij moest ook op haar twaalfde van school en als dienstmeisje werken.
BeantwoordenVerwijderenHeel andere tijden dan we nu kennen.
Maar ook later was het nog ongebruikelijk dat vrouwen een baan buitenshuis hadden. Mijn ouders trouwden in 1955 en mijn moeder kreeg "dus" haar ontslag, een getrouwde vrouw hoorde het huishouden te doen, niet buitenshuis aan het werk te zijn.
BeantwoordenVerwijderenMijn ouders woonden de eerste anderhalf jaar in bij mijn vaders ouders, omdat er geen woningen beschikbaar waren. Mijn grootouders hadden huishoudelijk personeel, dus er was voor mijn moeder helemaal geen huishoudelijk werk te doen.
Mijn oma had een winkel, en daar hielp mijn moeder dan achter de schermen mee, met inkopen en het prijzen van goederen. In de winkel helpen? Nee, dat kon niet, als getrouwde vrouw (dat mijn oma ook een getrouwde vrouw was lag anders, zij was eigenaresse van de winkel, niet "slechts" personeel). Tja, rare tijden waren dat toch.
Bij mijn grootouders ging het in die tijd ook zo. Mijn grootouders pachtten ook een stuk onafgegraven veen om zelf voor brandstof (turf) te zorgen en deels te verkopen!
BeantwoordenVerwijderenKlinkt bekend hoor.Mijn grootouders hadden een eigen huisje, een koe en een flinke groentetuin.Waar beppe voor zorgde. pake was arbeider bij boeren.En heeft ook gewerkt aan de afsluitdijk en de noordoostpolder. Beppe deed de huishouding bij een boerin en werkte dus wel. Naast de 8 kinderen! Na de oorlog gingen de kinderen naar de middelbare school, maar de oudste dochters gingen voor de oorlog op 12 jarige leeftijd uit huis om als huishoudster te werken bij een boer. na de oorlog ging het beter. Ze kregen van Drees. En zijn zelfs nog naar een zoon in amerika geweest. Beppe kocht toen ze in het bejaardenhuis zat iedre maand een mooie nieuwe jurk voor zichzelf. Die moest haar oudste dochter dan kopen. Dan zei ze altijd, niet zo'n donker ding, maar iets fleurigs met bloemtjes.
BeantwoordenVerwijderenMijn oma werkte, zij had een pension. Waarschijnlijk werd het niet echt als werken gezien, maar zo verdiende zij haar geld in een tijd dat er geen sociale voorzieningen waren.
BeantwoordenVerwijderenLeuk! Die verhalen van vroeger. kunnen wij nog wat van leren. Ken je ook die van de boterham met tevredenheid? Ik moest eerst een boterham met tevredenheid eten (alleen een schrapje margarine) dan een boterham met kaas of iets anders. groet Joanne
BeantwoordenVerwijderenJa! Ook die boterhammen zonder beleg! Daar vertelde mijn vader over. Mijn moeder hoefde dat niet, die was in haar kindertijd van zichzelf broodmager en kon haar eten moeilijk binnen houden. Haar probeerden ze zo veel mogelijk te laten eten. Achteraf bleek dat mijn moeder in haar jeugd TBC had. Ze is daar destijds nooit voor behandeld en ze is vanzelf weer genezen. Ze moest van mijn pake ophouden met dat irritante hoesten en dat lukte niet erg goed! Mijn vader had rond mijn geboorte TBC, toen zijn er bij mijn moeder longfoto's gemaakt en daarbij bleek dat zij TBC had gehad.
VerwijderenEn een douche hadden we in het begin ook nog niet, dus gezellig met mijn zusje in de teil voor de kachel!
BeantwoordenVerwijderenIk heb tot mijn 7e in een teil voor de kachel gezeten! Ook in de woningen van mijn grootouders was geen douche aanwezig. In het huis van mijn overgrootvader was alleen in de gang een kraan, op kniehoogte. Dan kon je er een emmer onder zetten en water tappen. Ze waren waarschijnlijk allang blij met een aansluiting op het leidingwaternet.
VerwijderenVan het leven van mij overgrootouders weet ik niets, wel dat ze van moederskant uit Blijham kwamen. Vaderskant erg Amsterdams.
BeantwoordenVerwijderenVan de vader van mijn oma weet ik dat hij in Antwerpen in dok ging werken in 1910 en moesten vluchten in eerste wereldoorlog en dat ze toen over de pontonbrug daar geplaatst liepen.
Van de huiselijke omstandigheden weet ik helaas niets.
Mijn moeder (1934) heeft van haar 16e tot haar 54e gewerkt. Maar ik vraag me af of ze er ooit echt betaald voor gekregen heeft, dus een echt salaris. De banen tussen haar 16e en 26e waren in de huishoudelijke dienstverlening en de zorg en daar ging dan vaak 'kost en inwoning' vanaf. Of je werkte in feite onbetaald, als leerling tegen kost en inwoning. Na haar huwelijk, op haar 26e, werkte ze als meewerkende partner voor mijn vader zijn eenmanszaak. Dus geen eigen salaris. Tot mijn vader zijn bedrijf beëindigde op zijn 60e, en arbeidsongeschikt verklaard werd. Mijn moeder was toen 54.
BeantwoordenVerwijderenVeel herkenbaars in je verhaal. Oma was dienstmeisje, andere oma werkte in een fabriek. Mijn ene overgrootvader had een bakkerij, de andere verkocht ijs ( grote ijsblokken aan winkels).
BeantwoordenVerwijderenOok hadden zij grote moestuinen.
Mijn moeder, geboren in 1931, heeft na de mulo steno geleerd en tot haar trouwen op kantoor gewerkt. Toen wij kinderen wat groter waren is ze ook weer gaan werken tot aan haar pensioen. Wij woonden in een huurhuis en hadden geen badkamer. We gingen in de teil of naar het badhuis. Later verhuisden we naar een huis met badkamer, heerlijk was dat.
Ik heb nooit het gevoel gehad dat we het niet breed hadden of dat we moeite moesten doen het hoofd boven water te houden. En zeker bij mijn moeders ouders was dat ook niet zo.
Er werd lekker gekookt en er was aandacht voor cultuur (schouwburgbezoek, lezen), natuur(lange wandelingen met picknick bv). Zeker geen armoedig bestaan.