Als je er goed bij stilstaat dan is er eigenlijk in korte tijd heel veel veranderd.
Oma Aaf was van 1896, ze werd geboren in het gezin van een ambachtsman, een kuiper/wagenmaker. Ze waren niet straatarm, maar ook ambachtslieden hadden weinig inkomen. Mijn oma en haar zus mochten na de lagere school niet verder leren. Ze moesten werken om bij te dragen aan het het inkomen van dit gezin. Oma Aaf werkte van 1908 tot begin september 1922 als dienstmeisje. Het was hard werken, uit verhalen weet ik dat ze werkte van 6.00 uur 's ochtends tot 20:00 uur 's avonds. Geen achturige werkdag dus. In haar eerste dienstje kreeg ze alleen de overblijvende restjes te eten, waardoor ze steeds magerder werd. In latere dienstjes ging het gelukkig beter. In september van 1922 trouwde ze en hield ze op met werken. Dat was in die tijd normaal als je man een enigszins redelijk inkomen had. Mijn opa was timmerman bij een aannemer, dat leverde voldoende op. Niet ruimschoots voldoende, maar genoeg. Vanaf dat moment was ze een thuisblijfmoeder, zoals je dat tegenwoordig noemt, ook toen ze nog zwanger was. Mijn moeder werd na ruim 10, 5 maanden huwelijk geboren en mijn oom 4 jaar daarna. Mijn oma heeft daarna niet meer betaald gewerkt, alleen voor man en gezin gezorgd. Op de bovenverdieping was een soort studio, waar mijn oom en tante met mijn neef en nichtje vanwege naoorlogse woningnood een tijd gewoond hebben. Extra inkomen kregen mijn grootouders in later jaren door die studio (met keukentje) te verhuren.
Wat deed ze zoal overdag als mijn opa aan het werk was?
De huishouding doen, behalve een stofzuiger en een strijkijzer had mijn oma geen elektrische apparaten. Daardoor kostte het doen van de huishouding vrij veel tijd.
Als hobby deed ze veel aan fietsen op een gewone stadsfiets, daarmee maakte ze tamelijk lange tochten van al gauw 30 kilometer of meer. Wat ze ook deed, was samen met een vriendin naar huwelijkssluitingen in het stadhuis gaan. Als publiek. De huwelijksaankondigingen haalde ze uit de krant, en dan gingen ze kijken en hoorden ze bij het publiek. Ze had een plakboek vol met huwelijksadvertenties van huwelijken die ze bijwoonde. Gratis vermaak, zeg maar!
Na 45 jaar huwelijk werd mijn oma weduwe, ze leefde toen zelf nog 17 jaar. Ze werd 87 jaar oud.
Vanaf haar 70e verhuisde naar een bejaardenhuis, waar voor haar gekookt, gezogen en geboend werd.
Daar kocht ze haar 1e tv en verder las ze de krant, krant lezen vond ze altijd al leuk.
Hoe zag haar huishouden er uit?
Wassen: Ze had geen wasmachine, ze had alleen teilen waarin ze de was uitkookte en ze had een wringer. De was kwam deels aan de waslijn in de tuin en deels legde ze de was op het gras, op de bleek, zoals zij het noemde. Als het nat weer was, kwam de was op een houten droogrek rond de kachel te hangen. Teer wasgoed deed ze met de hand. Dat werd droog gemaakt in een handdoek en moest vervolgens liggend drogen.
Koken: Ze had een tweepits gasstel op een tafel in de keuken. Daarop werd gekookt. Er was geen oven, geen koelkast en ook geen vriezer. Wel een koele kelder die deels onder de grond zat.
Voor warm water was er een keukengeiser. De keuken was niet verwarmd. Elektrische apparaten waren er niet in de keuken. Er was een koffiemolen waarin met de hand koffiebonen werden gemalen.
Verwarming: zowel in de voorkamer als in de achterkamer was een kolenkachel. Die kolenkachel in de achterkamer werd ergens in de jaren 60 vervangen door een gaskachel.
Douchen en badderen: de woningen waar zij woonde hadden geen bad en geen douche, alleen wastafels met koud stromend water. Verder niet.
Een WC ontbrak, er was een ton. Daarin werd de urine en ontlasting van 1 volle week verzameld en na een week werd de volle ton vervangen door een lege, schone ton. Die ton stond in een aangebouwd schuurtje. Er was geen verwarming. Het
was in de winter heel koud om naar de ton te gaan. Eén voordeel had de
kou wel, als het warm was, had je veel meer last van de geuren die de
ton verspreidde, in de koude was de ton relatief geurarm. Ik heb ook nog
meegemaakt dat er geen wc in huis was, maar alleen een tonnetje. Ik was als kind altijd
heel bang voor de tonnenman, de man die de zware ton kwam verwisselen
voor een lege. Ik was bang dat hij zou knoeien en dat de vieze derrie
over mij heen zou vallen. Er gingen verhalen de ronde, dat als bewoners
deze mensen geen fooi gaven, er regelmatig "per ongeluk" een ton viel in
de gang of in de huiskamer. Pas toen mijn oma op 70-jarige leeftijd naar een bejaardenhuis ging, kreeg ze de beschikking over een echte WC.
Als je mijn leven vergelijkt met het leven van mijn oma, zie ik grote verschillen. Ik mocht blijven leren, ook na de middelbare school. Ik mocht zelf kiezen welk vervolgonderwijs ik wilde doen en dat mocht ook buiten onze woonplaats. Ik mocht op kamers, en dat allemaal met geld van mijn ouders.
Voor mijn 9e jaar hadden wij ook een huis zonder badkamer of douche en zonder WC. Ook hadden we geen koelkast en geen oven. In feite ongeveer net zo "primitief" als bij mijn grootouders. Na mijn 9e jaar verhuisden we en hadden we ineens een huis met een echt bad, een WC en hadden we ook een heuse koelkast. Een oven heeft mijn moeder nooit gehad. Ik had pas een oven toen ik volwassen werd. Dit was een gasoven die uit een afvalcontainer gevist was en die in de huishouding van mijn toenmalige partner en mij een nieuw leven begon.
In mijn huishouding had ik als volwassene een vaatwasser (niet heel lang, nu al weer ruim 40 jaar niet meer) , een koelkast, een vrieskast, een wasmachine, bovengenoemde oven, een strijkijzer, een stofzuiger en waarschijnlijk nog wel meer.
Ik heb na mijn HBO-opleiding jarenlang gewerkt. Het werd, onder invloed van de vrouwenemancipatie in mijn tijd steeds normaler om te werken. Ik werkte in een bibliotheek, in een fabriek, in het onderwijs, als maatschappelijk werker in de zorg.
Oma Aaf heeft nooit geweten van alle digitale ontwikkelingen. Geen idee van computers, ze overleed in januari 1984, toen ik ook nog niets wist over computers en mobiele telefoons, dat kwam later pas!